Genealogie van de Dankerts
VI-a Documentatie Taeke Jans Dankert * 8-5-1797
(De noten verwijzen naar de respectievelijke bronnen )
1831 - 1838 Taeke Jans Dankert is gedurende deze jaren huurder van een boerderij op
de Nieuwe Bildtpollen onder Vrouwenparochie, de 1e Boerderij ten O. van en
aan de Opdijk, nu bewoond door de familie Siderius. Deze plaats komt in de
floreencohieren niet voor. De Nw. Bildtpollen zijn tot 1859 gebruikt door de
gezamenlijke eigenaren der Oude Bildtpollen, toen verkocht. In 1818 is hier
door de volmachten der Oude Bildtpollen een boerderij gesticht.93)
1836 - Reglement tussen Taeke Jans Dankert als "Meijer op Nieuwbildtpollen en de
volmagten van bovengenoemde polder onder Vrouwenparochie".
"Jan Janzen Kuiken wonende onder Sint Anna Parochie en Johannis Pieters Hoogland
onder Vrouwen Parochie als volmagten ter ene, en Taeke Jans Dankert en vrouw ter
andere zijde, verklaren te hebben aangegaan navolgend kontract, wegens laast-
gemelden als meijer te zullen dienen, voor de Contributie op de Nieuwbilt Pollen,
op de hier na te volgende voorwaarden.
Art. 1.
De meijer verbind zich, om alle orders en bevelen, hem door de volmagten opge-
leid of gegeven, te verrigten en uit te voeren, zoo alles landbouw en veewei-
ding behorende is.
Art. 2.
Door de volmagten word jaarlijks aan de meijer toegevoegd, een knegt en twee
jongens, waar van een bij het gehele jaar, om des winters met de meijer al het
vee op te passen en te verzorgen.
Art. 3.
Nog zal de meijer worden toegevoegd, een meid, dewelke zoo met het veld, als
het huiswerk zal doen verrigten allen tot genen-hande werk uitgezonderd.
Art. 4.
De meijer zal zich beijveren, om agt weken voor mei, een genoegzaam vooraad
boonsnijzel voor handen te hebben.
Art. 5.
De meijer zal vooral een naauwkeurig toezigt houden over de watermolen, bij
onstuimig weer niet aan anderen toevertrouwen, maar die post zelven goed waar
te nemen.
Art. 6.
De meijer zal het toezigt houden over al het werkvolk, dat op order of vanwege
de volmagten, opde nieuwbilt pollen gezonden zijn aldaar te werken, tevens zal
het aan de keuze van de volmachten zijn, of die op hunne eigen kost, of met de
meijer zullen eten.
Art. 7.
De meijer zal een naauwkeurig toezigt houden over al het vee, die op de pollen
worden geweid, zoo er zich goed open-baarden, die door de sloot gaan, of er over
springen, die dierect te koppelen, de haarletters nazien om de eigenaars op te
sporen en aan de volmagten er kennis van te geven, die er dan orders op zullen
stellen. Hetzelfde zal hij doen wanneer de beesten komen te sterven of vermissen.
Hij zal 's zomers hem zoo veel mooglijk met de beesten bekend maken, volgens de
haarletters wie daar van eigenaars zijn.
Art. 8.
De meijer zal almede het toezigt houden, over de zeedijk, nevens de Nieuw bilt
pollen, hij zal vooral bij storm weer zorgen, dat er 's avonds geen beesten en
voor al geen schapen op het buitenveld bevloejen, bij dag naar binnen gehaald,
wanneer de voorzorg zulks vereischt.
Art. 9.
De meijer zal wanneer er schade aan de dijk koomt, of het water buitengewoon
hoog is, hier van daadlijk kennis te geven aan de volmagten en bij gevaar de
beide waterlozingen te sluiten.
Art. 10.
De meijer zal zoo veel mooglijk toezien, dat er geen granen door het vee worde
vertrapt, of vervlogen, wanneer hier om buitengewoon veel wagters nodig zijn
hier van tijdelijk kennis geven, aan de volmag-ten, om daarop order te stellen.
Zelfs zal hij toegestane hoenderen, wanneer de granen bij huis beginnen te
rijpen, moeten vast houden, zoo lang tot de granen zijn geborgen.
Art. 11.
De meijer zal in 't najaar, wanneer het vee van de pol-len, of uit het veld is
weg gehaald, alle hekkens, planken, juffers en palen die geen dienst meer doen,
in tijds bij huis of in de schuur bergen, in een woord, hij zal de beste boere
order en regel in gebruik houden.
Art. 12.
Er word door de volmagten aan de meijer toegestaan, vrije woning, hij zal om de
huishouding te menteneren, mogen melken vier koejen en twee rieren, zes schapen,
dog zal van dit gemaak niet mogen verkopen, dan de boter, en de schapekaas, die
niet in de huishouding benodigd is. Hij zal zoo veel brood, erwten en gort mogen
gebruiken, zoo veel hij in billijkheid in de huishouding benodigd is.
Art. 13.
De meijer zal voor zich mogen houden twaalf hoenderen en een haan, an zal de
opkomst hier van naar vrijdom mogen genieten.
Art. 14.
Door de volmagten zal aan de meijer worden toegevoegd spek en vleesch, voorts
emmers en kuipen, die niet toe de koemelkerij behorende zijn, geheel na goed-
dunken van de volmagten.
Art. 15.
Nog zal de meijer genieten: een zesten olie, en een schip-pond kaas, zullende
het meerdere voor zijn eigen rekening zijn.
Art. 16.
De meijer zal tot zijn jaarlijkse soldij genieten twee hondert guldens, te
ontvangen ijder vierendeels jaar vijftig guldens, van den ontvanger der Nieuw-
bildtpolder.
Art. 17.
Hij zal verders al wat tot de melkerij, en huisraad en verdere huishouding
benodigd is, als potten, ketels, pannen, borden, scho-tels, stoelen, tafels,
in een woord genoemd en ongenoemd, zelfs moeten houden en onderhouden.
Op deze bovenstaande voorwaarden, beloven wij aan weerskanten ons te zullen
gedragen, en het volle effect hier van te genieten".115)
1837 - De "Volmachten der Bild Polders" geven opdracht aan hun Ontvanger J.A. Palsma
om te betalen aan Taeke Jans Dankert te Vrouwen Parochie "eene Somma van twee
en veertig Gulden eenennegentig cent wegens verleening den Volmagten verder
Werklieden en uitschot wegens het Hooij Boelgoed op den 24 Juni 1837". 116)
1840 - In het archief van waterschap Friesland bevindt zich een schrift met aantekenin-
gen over het bouwplan op de Bildtpollen. Naast 15 morgen greide is er 63 morgen
bouwland, waarvan 9 morgen braak ligt. Op de overige 54 morgen wordt ruim 10 m.
koolzaad verbouwd, 5 m. wintergerst, 3 m. "weit" (tarwe), 5 m. rogge, ruim 13 m.
haver, 5 m. erwten, 5 m. bonen, 1 m. aardappelen en 1 m. vlas.117)
1844 - Op 28 februari is Taeke Jans Dankert overleden en uit het verslag van de "Verga-
dering van Heeren Volmagten, Dijksge-committeerden en den Ontvanger, gehouden
in de herberg van Joh. C. Wassenaar te St. Anna Par. op Woensdag den 30 oktober
1844" staat:
"Door de Volmagten voorgesteld wordende, of de wed. Dankerts, die tot dies verre
het toe- of opzigt over deze of gene zaken heeft, in die betrekking zoude blijven
continueren of dat zij daarvan met Mei aanstaande moest ontslagen worden, wordt
aan de Volmagten gevraagd, of zij die betrekking met behulp en onder toezigt kan
waarnemen, in welk geval men er gene zwarigheid in vond om haar nog een jaar in
die betrekking te laten blijven. De Volmagten hieromtrent gene zwarigheid
makende, wordt aan dezen overgelaten, om hieromtrent naar welgevallen te handelen".118)