NAAR ROME, FIETSTOCHT
DOOR 10 LANDEN.
 
REISVERSLAG:       deel I      St. Annaparochie - Waldshut
 
   deel II    Waldshut - Sabbioneta
 
   deel III   Sabbioneta - Parrano
 
   deel IV    Parrano - Rome
 
   deel V      Rome
 
 
 
DEEL I   ST. ANNAPAROCHIE - WALDSHUT


Vrijdag 6 juni 1997

St. Annaparochie - Zwartsluis

Afstand		:    104 km
Tijd		:   6.08 uur
Gem. snelheid	:   16,9 km/u
Max. snelheid	:   26,3 km/u

Mamma kan vanmorgen uitslapen tot half acht; ze hoeft niet uit met Britta, vandaar. Wassen, scheren en dan alles inpakken. Het is wel een heel gewicht, onze fietsen hebben heel wat mee te torsen. Aukje heeft de koffie klaar, de hele buurt is aanwezig om ons uit te zwaaien. Even voor tien komt Harriët aangelopen, een paar minuten later en wij waren weg geweest ......

Kwart over tien eindelijk op pad. Het is prachtig zonnig weer. Wel waait er een stevige warme wind uit het zuidoosten. De route gaat over Weidum en dan langs de Zwette. Daar ligt het pad vol met hooi. Voor Reduzum eerst weer alle hooi uit de draaiende delen van de fiets peuteren. Dan gaat het over Irnsum, - komen juf Iet toevallig nog tegen, die ons een fantastische vakantie toewenst - Akkrum, Nes en langs de noordkant van de Boorne naar Aldeboarn. Vervolgens richting Tijnje en bij de Rolbrug rechts af. Een prachtige route door de Deelen en over Tjalleberd en de Knipe naar Oranjewoud. Bij Tjaarda op het terras eten we een heerlijke kop soep. Dan binnendoor naar Wolvega. Daar kiezen we niet de route naar Ossenzijl maar volgen we het fietspad langs de oude rijksweg naar Steenwijk. Bij Osse drinken we een heerlijk kopje hete thee, de serveerster kijkt ons wel wat vreemd aan maar daar komt een mens van bij. Die stijve wind tegen is redelijk vermoeiend.

We besluiten over Giethoorn naar Zwartsluis te fieten. Een paar minuten over zes zijn we in Zwartsluis. In Giethoorn hadden we bij de VVV het adres van een pension gekregen. Pension De Weysberg aan de Mastenmakersstraat blijkt een karakteristiek pand met uitzicht op het Zwarte Water. De gastvrouw vertelt honderd uit. Het huis was vroeger bewoond geweest door de heer Tobias, burgemeester van Zwolle. In de ontbijtkamer zijn de symbolen van het ambt afgebeeld boven de schouw. De kamer, de douche en de slaapkamer zien er prima uit. De opgang naar onze kamer vergt enige behendigheid.

Bij het motel tegenover ons pension eten we heerlijk op het terras aan het water met uitzicht op Vollenhove en Hasselt.. De pondjes, die er afgefiets waren zitten er nu wel weer aan. Het is een heerlijke stille zomeravond. Het water van het Zwarte Water is zo glad als een spiegel, de wind is nu gaan liggen.......


Zaterdag 7 juni 1997

Zwartsluis - Drempt

Afstand		:    218 km
Dagtrip		:    114 km
Tijd		:   6.48 uur
Gem. snelheid	:   16,8 km/u
Max. snelheid	:   27,8 km/u

Om zeven uur gaat de wekker, hij werkt dus goed. We hebben allebij niet zo best geslapen, het was erg warm en het moet eerst altijd weer wennen. Om half acht zitten we in de mooie burgemeesters-kamer. We laten ons het ontbijt goed smaken, dan heb je in ieder geval een stevige basis. Er zitten ook twee echtparen die de Zuiderzeeroute fietsen. Vandaag fietsen ze naar huis, 80 km. naar Nijkerk. Ze zullen de groeten doen aan burgemeester Vries. Van mevrouw Van der Berg - van zichzelf heet ze Weys, vandaar dat hun pension de Weysberg heet - krijgen we een kaart mee met het verzoek hem in Rome op de post te doen.

We fietsen eerst naar Hasselt waar we het Zwarte Water oversteken. Dan volgt een prachtige route met prachtige oude boerderijtjes weggedoken tegen de dijk, een plaatje van 50 jaar terug. Vlak voor Zwolle passeren we zo´n typisch huisje met pilaren, inderdaad het tolhuis. Bij Zwolle komen we op de LF3a van Kampen naar Millingen (bij Nijmegen), totale lengte 135 km. We volgen een mooie route rond Zwolle en dan langs de IJssel naar Wijhe. Daar drinken we in de winkelstraat koffie. Er komt een echtpaar bijzitten onder de parasol. Ze komen oorspronkelijk uit Pingjum en wonen nu in Zandpoort. Dan gaat het over Olst naar Deventer. Daar zitten we even op een bankje in de schaduw. Het is drukkend vandaag, 30 graden en weer een vermoeiende wind uit het zuidoosten. Kunnen we alvast aan het Italiaanse klimaat wennen. In Deventer met de pont over en in Voorst op het terras van "De Twee Schimmels" een kop soep gegeten. Welgemoed vervolgen we onze reis naar Zutphen. Dat wordt een afknapper. Als we de IJsselbrug over zijn belanden we in de drukke stad. Tot overmaat van ramp is er markt met als gevolg dat we een heel eind moeten lopen en de weg kwijtraken. Gelukkig krijgen we na een eind fietsen de bekende bordjes LF3a weer in het visier.

Hopelijk de laatste keer over een hele lange IJsselbrug en na talloze vermoeiende kilometers met tegenwind naar Brummen. Als mamma in een horecagelegenheid naar de wc gaat en niet weer terug komt blijkt dat ze met Harriët aan het bellen is. Roel is net gearriveerd en ze zullen straks naar de Hoornse Plassen. Een eindje langs de IJssel en dan met de pont over naar Bronkhorst, een plaatje. Moeten we later nog eens terugkomen. Inmiddels wordt het steeds drukkender en er komt een dreigende lucht opzetten. Midden in de polder kondigen hevige rukwinden de naderende onweersbui aan. Bij een boer onder de kapschuur wachten we de dingen die komen gaan maar af. De luchten worden steeds onheilspellender en de rukwinden duren voort maar het duurt nog een uur voor de eerste regendruppels naar beneden komen. Dan komt het water met bakken naar beneden.

Na nog een paar 'onnodige' slingers over de IJsseldijk - de LF3 is een prachtige route maar niet de kortste - arriveren we in Doesburg. We vragen een meneer waar een hotelletje of een pension is. die is er niet......! Het dichtsbijzijnde is hotel-cafe-restaurant De Roskam in Drempt. Daar aangekomen blijkt er helaas geen kamer meer vrij te zijn en ook het hotel in Laag-Keppel is vandaag volledig bezet. Er zit niks anders op dan de tent bij de familie Aaldering in de tuin op te zetten tussen de kippen. Mamma krijgt de sleutel van de achterdeur, kan ze in de hal gaan zitten als het weer gaat onweren. Heerlijk gedouched en verrukkelijk gegeten. Dus: eind goed, al goed.


Zondag 8 juni 1997

Drempt - Maastricht

Afstand		:    243 km
Dagtrip		:     25 km (haha, hoe kan dat?)
Tijd		:   1.31 uur
Gem. snelheid	:   16,5 km/u
Max. snelheid	:   24,7 km/u

Zachtjes tikt de regen op het tentzeil". Het regent als we de slaapzak uitkruipen. Echt zin om eruit hebben we dan ook niet. In het het damestoilet in het halletje van De Roskam is een wasbak met warm en koud water, daar kan ik me lekker scheren. Ondertussen is de mevrouw, die het ontbijt verzorgt, gearriveerd. We laten het ons lekker smaken, het lokt ook helemaal niet om in de regen de tent in te pakken en op de fiets. Toch maar de natte fietsschoenen aangetrokken, alle spullen in de fietstassen en de kletsnatte tent opgerold en ingepakt. Regenjas en regenbroek aangetrokken en daar gaat 'ie dan.

In Doesburg zitten we na één keer vragen weer op de goeie weg. Het waait een stuk minder dat het fietst aanmerkelijk lichter. Maar daar is dan ook alles mee gezegd. Bij Westervoort wordt het droog, kunnen gelukkig de regenkleren uit. Maar dat is niet voor lang. We besluiten eensgezind naar Arnhem te fietsen en daar de trein naar Maastricht te nemen. Als we de kaartjes hebben gekocht ziet mamma Olof lopen. Leonie is er ook. Ze zijn op weg naar familie van haar, ook toevallig.

In de stationsrestauratie genieten we van warme chocolademelk en appelgebak. Van Tjallie horen we (door de telefoon) dat tante de jurk al weer aan heeft en met zo'n loophekje al wat omscharrelt. In Friesland regent het ook. Het noodweer gister in het westen met rukwinden en stortregens hebben zij gelukkig niet gehad.

De teinreis naar Maastricht verloopt voorspoedig. Alleen in 's Hertogenbosch moeten we overstappen, dat is even snel snel. Op een gegeven moment zie ik een riviertje water ontstaan uit één van mijn fietstassen. Ik vraag mamma wat voor breekbaars daarin kan zitten. Maar het blijkt al het water uit de buitentent te zijn. Om half vijf hebben we aan de Markt in De La Bourse een kamer gevonden. De tent en andere natte spullen hangen we bij de verwarmingsketel, waar ook de fietsen staan, te drogen.

´s Avonds blijkt Maasticht inderdaad gezellig!


Maandag 9 juni 1997

Maastricht - Bütgenbach

Afstand		:    340 km
Dagtrip		:     97 km
Tijd		:   7.02 uur
Gem. snelheid	:   13,8 km/u
Max. snelheid	:   44,3 km/u

Vannacht hebben we allebij als marmotten geslapen! Van de lawaaiige band op de Markt hebben we niks gehoord. Mamma haalt de fietsschoentjes uit het lekker warme fietsenhok. Alles is weer mooi droog. Als we in het restaurant verschijnen voor het ontbijt gaat de nachtportier een lichtje op: dan bent u zopas door het alarm gegaan. Na een lekker ontbijt zijn we kwart over acht reisvaardig. De echte reis kan nu beginnen.

Maastricht uit in oostelijke richting. De zon schijnt maar warm is het niet en de wind komt uit westelijke richtingen. Eindelijk eens geen tegenwind. In Bemelen het eerste pittige klimmetje, het plateau van Margraten op. Een oude windmolen bewijst, dat het hier stevig kan waaien. Door slapende dorpjes als Sibbe en IJzeren belanden we na 15 kilometer in Gulpen. Achter de kerk loopt een straatje met veel café's waar je heerlijke vlaai kunt eten (volgens ons boekje) maar het is nog te vroeg. Bovendien wordt er net een dooie de kerk ingedragen. Aan de andere kant van Gulpen weer berg op, door het Geuldal via Mechelen naar Epen. Daar laten we ons de koffie met vlaai heerlijk smaken. In de supermarkt kopen we twee broodjes met ham. De vriendelijke juffrouw snijdt de broodje voor ons door en doet de ham er alvast tussen. Voorbij Terziet ligt een prachtig kasteeltje in het bronsgroen eikenhout.

In Sippenaeken zijn we in België. De langgerekte dorpjes zijn meteen een goed voorbeeld van de Belgische (wan)ordening. In Moresnet fietsen we onder een heel lang spoorwegviadukt door, dit is het spoor tussen België en Duitsland. Een binnenweggetje langs - het stijgt hier overigens weer behoorlijk, we hebben geregeld de kleinste versnelling voor - en dan komen we op de weg van Montzen naar Lontzen. Het lijkt Húns en Lúns wel. In Walhorn eten we op een bankje onze broodjes op. Na Raeren, voorbij de aluminiumfabriek rijden we het natuurgebied de Hoge Venen binnen. Dit is het grootste natuurgebied in België, dat een eind in Duitsland doorloopt. Er mogen geen auto's in, dat fietst lekker rustig. Het stijgt overigens weer behoorlijk. Langs het Lac d' Eupen bereiken we de gigantische stuwdam die de energie levert voor die aluminiumfabriek. Verderop, langs de Gerbach blijft het stevig klimmen. De uitspanning bij Ternell heeft op maandag Ruhetag, dus maar verder de uitgestrekte bossen door.

Op een gegeven moment moeten we volgens ons boekje na een tiental meters alfalt, voordat de weg echt gaat stijgen, rechts over een klein doorwaadbaar stroompje aan de andere kant een onverhard pad op. Zo gezegd, zo gedaan. Na de nodige verkenningen met fiets en al de beek door en aan de andere kant een soort van pad op. Na enkele honderden meters dringt de harde waarheid zich onontkoombaar aan ons op: het pad wordt hoe langer hoe smaller, dit kan nooit de goeie route zijn. Mamma heel omzichtig voorbereid op het feit, dat we terug moeten, weer de beek door. Terug op het asfalt nog 10 meter verder, net door de bocht, gaat rechts over een miezerig stroompje een onverhard pad, bezaaid met stenen het bos weer in. Na vele kilometers moeizaam klimmen bereiken we het hoogste punt van de route door de Ardennen, 640 meter. Gelukkig daalt de weg nu en als we het bos uitkomen zijn we op het Eifel-plateau. In Sourbrodt op een terrasje thee gedronken. We hadden nog geen enkele gelegenheid gehad geld te wisselen, gelukkig accepteert men guldens.

Op het eind van de dag raken we ook nog de weg kwijt, dus nu maar langs de gemakkelijkste route naar Bütgenbach waar aan het stuwmeer een camping is. De laatste loodjes wegen behoorlijk zwaar. Mamma ervaart met haar open achterwerk het zadel als een waar martelwerktuig. Op de camping is de receptie al lang gesloten. Dus maar snel de tent ergens opgezet. De douches zijn prima. In het hotel naast de camping brengt de eigenaresse ons een draagbare telefoon aan het tafeltje om Harriët te bellen. Alles is goed en tante is vandaag weer thuis gekomen. Het eten is overigens voortreffelijk: soep, forel, Ardenner braten en ijs na.


Dinsdag 10 juni 1997

Bütgenbach - Vianden

Afstand		:    436 km
Dagtrip		:     92 km
Tijd		:   6.20 uur
Gem. snelheid	:   14,5 km/u
Max. snelheid	:   42,8 km/u

Van Bütgenbach - na thee met een theezakje van de buurman, broodjes uit het dorp met jam en geld wisselen bij de bank - over de grote weg naar Büllingen en dan een schitterend binnenweggetje langs naar Honsfeld. Toen we van de camping vertrokken was er bij de receptie nog geen teken van leven, dus konden we ook niks betalen. Dat betekende een goedkoop nachtje slapen. Bij Schönberg zijn we in het dal van de Our. We hebben zin in koffie maar beide café's hebben "Ruhetag". Wel twee broodjes en ham kunnen kopen, dan verhongeren we onderweg tenminste niet.

Ergens tussen Weppeler en Hemmeres passeren we een viadukt hoog boven het Ourtal. Het onverharde pad is haast meer kuil dan pad. De Our vormt hier de grens tussen België en Duitsland, elke keer als we een brug passeren zijn we weer de grens overgestoken. Na Weveler houdt de weg langs de Our op, wij moeten zo'n vier kilometer pittig klimmen om op het plateau te komen. Na Lützkampen fietsen we ongeveer evenwijdig aan de Our maar wel een stuk hoger wat af en toe een prachtig uitzicht oplevert. De middeltjes, die mamma bij "De Aren" heeft gehaald tegen haar zonne-allergie, helpen goed. Het is alle dagen zon en ze heeft niks geen last. Alle café's onderweg zijn gesloten, zelfs als we de grens met Duitsland weer zijn gepasserd. Dat betekent balen. Plots staat er links van de weg een Gasthof met een paar mannen met een flesje bier op het bankje voor de deur. En ja warempel, wij kunnen een glas koel mineraalwater en een kopje koffie krijgen. Daar knapt een mens van op!

Naar Dasburg gaat de weg stijl naar beneden. De kasteelruďne torent hoog boven het dal. Dan volgt de route weer getrouw de Our, die hier wat breder is geworden en de weg is op een paar stevige klimmetjes na (om het leuk te houden) aardig vlak. We zijn nu in Luxenburg aangeland. Als we Vianden naderen zien we al van ver het imposante kasteel boven de vallei opdoemen. Een kilometer voorbij Vianden zetten we ons tentje op. De warme douche doet wonderen. De grote pils op het terrasje in de stad, tegenover het huis waar Victor Hugo heeft gewoond, smaakt verrukkelijk. Het kasteel van Vianden is een poos in handen van de Oranjes geweest. Of dat de reden is weten we niet maar Vianden blijkt "vergeven" van de Nederlanders. Van het meisje, dat ons aan het avondeten helpt, horen we dat bijna de hele horeca hier in Nederlandse handen is. Zij werven al hun personeel in Nederland zodat het wel een Hollandse kolonie lijkt. Zij komt zelf uit Coevorden. De menu's zijn ook allemaal in het nederlands en er staat zelfs een "Hof van Holland".


Woensdag 11 juni 1997

Vianden - Sierck-les-Bains

Afstand		:    518 km
Dagtrip		:     82 km
Tijd		:   5.18 uur
Gem. snelheid	:   15,5 km/u
Max. snelheid	:   42,5 km/u

De boel vanmorgen redelijk vlot ingepakt. Zo nu en dan vallen er spetters. De overburen hebben de wereldomroep ervoor. "Tegen de avond onweersbuien met hagel", is hun bericht. Bij de receptie moeten we even wachten. Maar precies om negen uur komt de mevrouw aanrijden in haar autootje en kunnen we afrekenen. (Dat moet je ook altijd de avond tevoren doen.) Ze had thuis alles eruit getrokken want er werd de hele dag zwaar onweer voorspeld. Maar voorlopig is het nog droog en dus gaan we welgemoed op pad.

We blijven voorlopig steeds weer vlak in de buurt van de Our, dat betekent dat de route over het algemeen mooi vlak blijft. We komen over prachtige binnenweggetjes. Bij Wallendorf dalen we stijl naar beneden, dan de brug over en vervolgens fietsen we weer een eind door Duitsland. Bij Dillingen weer naar de Luxemburgse kant en bij Grundhof verlaten we de Our en gaan we het prachtige Müllertal in. In het dorpje met diezelfde naam drinken we een grote kop verrukkelijke hete chocola en een stuk appelgebak zoals ze ze bij ons niet maken. Dan volgt een schitterende route waar het ri- viertje en de weg door een nauwe kloofslingeren. Hier en daar stoomt het water via watervalletjes langs de rotswand naar beneden. Door het bladerdak wordt het zonlicht gezeefd. In Junglister voorbij de zendmasten van Radio Luxemburg slaan we in een grote supermarkt het nodige in voor vanmiddag en morgenvroeg. Dan volgt een heerlijke lange afdaling tot Mensdorf waar we op een bankje onze lunch nuttigen. Mensdorf ligt in het hart van le Bon Pays, oftewel Gutland. De boeren hebben hier in het golvende landschap door de vruchtbare bodem en het zachte klimaat een beter bestaan dan in de schralere Ardennen. We zitten precies onder de aanvliegroute van Luxembourg-Airport, er komen verscheidene vliegtuigen laag over. Na Mensdorf nog een stevig klimmetje en dan steken we de autobahn Luxenbourg - Trier over. We besluiten onze regenjacks aan te doen want het begint nu echt te regenen.

Dan dalen we helemaal naar beneden tot in Ehnen aan de Moezel. We zijn nu in het gebied van de moezelwijnen. Bij Wormeldange steken we de rivier over. Aan de Duitse kant loopt een "Betriebsweg" langs de rivier, dat fietst heerlijk. Voorbij Wehr moeten we twee keer de naastliggende spoorbaan oversteken. Als je op een handeltje drukt meldt een mechanische stem dat de bomen geopend zullen worden of - zoals de tweede keer - dat er een trein aankomt en dat we dus even geduld moeten doen. Verder langs de Moezel, de jassen kunnen weer uit, het wordt helemaal blauw in de lucht.

Bij Schengen - juist ja, van dat accoord - waar Duitsland, Luxemburg en Frankrijk elkaar raken gaan we de brug weer over en even later rijden we vrijwel ongemerkt Frankrijk binnen. Voorbij een lange bocht van de Moezel ligt aan de overkant Sierck-les-Bains, gedomineerd door de ruďnes van een vesting, die eens de toegang tot Lotharingen bewaakte. Op de gemeentecamping aan de rivier slaan we de tent op. Na de douche gaan we het stadje eens verkennen. Het is nu prachtig weer. Eens was Sierck-les-Bains een fleurig kuuroord, nu is het slechts vergane glorie. De helft van de huizen staat leeg en in de stad hangt een wat gedeprimeerde sfeer. Na wat zoeken vinden we een restaurant dat ons wel wat lijkt.

Het eten smaakt uitstekend maar de lucht boven het Moezeldal wordt inktzwart. De deur van het restaurant moet zelfs op slot anders waait 'ie open door de hevige rukwinden. Nog wat later begint het te regenen en niet zo'n beetje ook. En we hebben onze regenjacks niet eens bij ons... Er zit dus niks anders op dan het eten maar zo lang mogelijk te rekken. Maar ja, als je de coupe Jamaica te lang laat staan wordt het cręme met een beetje rum, toch wel lekker. Voor het raam zit een echtpaar, kennelijk hotelgasten. Als we voor de vijfde keer kijken of het al wat lichter wordt raken we met hen aan de praat. Zij zijn uit Milaan komen fietsen langs dezelfde route. Ze waren (nog maar) tien dagen onderweg. In Zwitserland vonden ze het veel gemakkelijker fietsen dan hier in Frankrijk, met zijn op en neer. Dat geeft de burger moed. Doordat we zo in gesprek raken kunnen we de tijd nog aardig rekken. Maar op het laatst kijkt de eigenaresse ons zowat de zaak uit.

Dus wij zonder jas de regen in, het lijkt eerder nog erger te worden dan beter. Dus in halve drafpas over het pad langs de Moezel naar de camping. Op het afgemeerde cruiseschip is het bal in volle gang. Op de camping aangekomen eerst onder het afdak bij de receptie op adem komen. Toen de regenjassen gehaald. Gelukkig hadden de buren de was in hun auto gegooid. Kleddernat in zo'n klein tentje is toch wel een beetje behelpen. Tot overmaat van ramp hebben de Duitse motormuizen het washok naast ons uitgekozen om sterke verhalen uit te wisselen. En hoe meer bierflesjes leeg raken hoe luider de stemmen worden. Van slapen komt dus eerst niet zoveel.


Donderdag 12 juni 1997

Sierck-les-Bains - Morhange

Afstand		:    611 km
Dagtrip		:     93 km
Tijd		:   6.14 uur
Gem. snelheid	:   15,0 km/u
Max. snelheid	:   44,3 km/u

Vanmorgen toch maar welgemoed de halfnatte boel ingepakt en weer op weg. Vanaf Sierck-les-Bains nemen we de route over Rettel. Dat betekent meteen een klim van 13%! Ik loop het laatste stukje, mamma haalt het fietsende. Als we achter ons kijken hebben we een prachtig uitzicht over de omgeving. We begrijpen nu ook waar die merkwaardige verticale wolk gister vandaan kwam: de kerncentrale van Cattenon.

Over Kerling-les-Sierck en Lemestroff komen we in Budling. Achter het dorp rijst de Hackenbergop. Dit is één van de hoogste heuveltoppen in de omgeving. Van hieruit bestrijkt men in noordelijke richtinghet Moezeldal en in zuidoostelijke richting het dal van de Nied. In het binnenste van deze Hackenberg is een "ouvrage" aangelegd, een ondergrondse garnizoensstad waar 2400 man ondergebracht konden worden inclusief een veldhospitaal, een "metro" en voorraden voor een jaar. Dit vormt onderdeel van de bekende Maginotlinie. Ondanks de enorme inspanningen, die de Fransen zich destijds hebben getroost heeft deMaginotlinie nooit direct als verdedigingslinie gefunctioneerd. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog trokken de Duitse troepen met een grote boog door België om de Maginotlinie heen.

Dit deel van Lotharingen is in hoofdzaak een landbouwgebied met uitgestrekte bossen vooral op de hogere gedeelten. Sommige percelen zien rood van de klaprozen, slechte kwaliteit weiland maar prachtig om te zien. Het gebied is behoorlijk geaccidenteerd, meer dan ons als fietsers lief is. Om de 4 ŕ 5 kilometer ligt er een boerendorpje. Dit deel van Frankrijk is van 1871 tot 1914 in Duitse handen geweest. De plaatsnamen wijzen ook op een Franse of een Duitse oorsprong en eindigen veelal óf op "court" óf op "troff". De dorpjes hebben gemeen dat ze een uitgestorven indruk maken. De helft van de huizen staat leeg en de huizen, die wél bewoond zijn, lijken met alle luiken dicht verlaten.

In Kédange-sur-Canner doen we boodschappen en brengen we een bezoekje aan de bank. Ik heb inmiddels vijf soorten geld in de portemonnaie: Hollands, Belgisch, Duits, Luxemburgs en Frans. De pogingen om het te begrijpen heb ik inmiddels opgegeven. Die euro heeft toch grote voordelen! Na de middagpauze - een stokbrood in een bushokje bij Vrij - gaat het meest naar beneden en dus lekker vlot. In Arraincourt drinken een kop thee. De bazin raadt ons aan de weg over Harprich te nemen en in hotel Bellevue aan de Rue de Gare in Morhange te overnachten. Een plezierige afwisseling zo'n hotelkamer, van alle gemakken voorzien.


Vrijdag 13 juni 1997

Morhange - Rothau

Afstand		:    714 km
Dagtrip		:    103 km
Tijd		:   7.21 uur
Gem. snelheid	:   14,0 km/u
Max. snelheid	:   47,6 km/u

Vanmorgen mooi op tijd op reis, om kwart over acht zitten we al weer op de fiets. We volgen een mooie rustige weg door een landbouwgebied langs een paar meertjes naar Virming. Daar zitten we weer op de route uit onze gids. In Bénestroff halen we op het postkantoor geld. Is dat in het weekend in ieder geval geen probleem. In Loudrefing hebben we zin in koffie maar "Cher Susy" is helaas gesloten. We besluiten de kortste weg te nemen over de onverharde weg door het bos. De kuilen staan vol water maar het is te doen. In Bisping drinken we in een café-bar onze warme chocolademelk. In de gelagkamer staat zo'n opgezette wilde kat, dit zeldzame dier schijnt hier nog voor te komen.

Als we het bos achter ons laten nemen we het pad langs Le Canal des Houilleres de la Sarre. Dit kanaal is destijds aangelegd om het Lotharings steenkoolgeied langs de Saar een ontsluiting te geven met de rest van Frankrijk. Dit kanaal is in een soort dijk aangelegd en loopt via een soort aquaduct zelfs over de Etang du Stock. Ons boekje schrijft, dat vissers en surfers zelfs onder het kanaal door kunnen varen maar dat hebben we niet zelf gezien. Hier komt een Hollands echtpaar ons achterop. Zij doen de tocht in twee keer, nu tot Bazel en volgend jaar van Bazel naar Rome.

Vlak voor we voorbij Lorquin het groene dal van de Witte Saar induiken zien we de Vogezen dreigend dichterbij komen. Aan het begin van het dal ligt een verlaten voetbalveld en bij het vervallen clubgebouwtje staat een wankele bank. Daar laten we ons de stokbrood uit La Bellevue met een heerlijk plak ham uit Bénestroff prima smaken. De "cup a soup" is verrukkelijk, nu durven we de beklimming van de Col du Donon wel aan. Dat betekent 25 kilometer stevig doortrappen. Eerst gaat het geleidelijk omhoog maar na Turquestein stijgt het contenue stevig. Op de klok aan de school annex gemeentehuis zien we dat de tijd hier letterlijk en figuurlijk stilstaat. Een groepje verlaten schuren en een schilderachtige bouwval leveren mooi plaatsjes op.

Na een paar series haarspelbochten belanden we na heel wat zweetdruppels geproduceerd te hebben eindelijk op het hoogste punt. De officiele hoogte is hier 799 meter, dus onze hoofden steken boven de 800 meter uit. We zitten nu in de Elzas. De weg daalt nu drie kilometer naar de Col du Donon. In de herberg daar kun je volgens onze routebeschrijving heerlijke bosbessentaart eten. Helaas, uitverkocht. Maar de Apfelstrüdl met warme vla en een bolletje ijs is ook uitstekend. Dan de regenjassen aan voor de afdaling. Negen kilometer naar beneden naar Schirmeck, we halen bijna 50 kilometer per uur. Daar vernemen we, dat mevrouw Hamm haar pension in Schirmeck heeft opgedoekt. Dan maar naar La Rubanerie in Rothau.


Zaterdag 14 juni 1997

Rothau - Mulhouse

Afstand		:    836 km
Dagtrip		:    122 km!
Tijd		:   7.28 uur
Gem. snelheid	:   16,3 km/u
Max. snelheid	:   41,4 km/u

We kunnen niet eerder dan acht uur ontbijten. Eigenlijk kon het pas om half negen maar de serveerster was bereid speciaal voor ons eerder het ontbijt klaar te maken. Een heerlijk warm broodje en de thee in zo'n zeefbolletje, dat je in de theepot moet hangen.

Voldaan stappen we om half negen op de fiets. De lucht ziet er dreigend uit maar we hopen er het beste van. Het eerste stuk gaat over een drukke weg door het dal van de Bruche, dan volgt een geleidelijke klim naar de Col de Steige. De dorpen hier in de Elzas zien er aanmerkelijk welvarender uit dan aan de andere kant van de Vogezen. Na de col volgt een lange comfortabele afdaling, bijna tot aan Villé, de hoofdplaats in het dal. Vlak voor Thanvillé staat een groot 17e eeuws kasteel. Het ziet er verwaarloosd uit. Na dit dorp volgen we een riant fietspad door het bos, iets hoger in het dal.

In Schatenois drinken we onze hete chocolademelk en verorberen een dik stuk taart. In het winkeltje ernaast kopen we kaarten voor de kinderen, opa, Aukje en Folkert Schat. Even iets van ons laten horen en voor de laatste sterkte toegewenst. We zitten nu op de druk bereden touristische Route du Vin door de golvende wijngaarden van de Elzas aan de voet van de Vogezen. De route rijgt talloze dorpen met de schitterendste pleinen en straten met vakwerkhuizen aaneen. Boven de dorpen herinneren oude kastelen en ruďnes aan andere tijden en boven alles uit torent het majestueuze slot Haut Koeningsbourg. Als je op elke proeverij langs de weg een half glaasje wijn zou drinken zat je na een kilometer al te slingeren op de fiets.

In Bergheim met z'n mooie poort besluiten we de wijnroute rechts te laten liggen. Wij kiezen voor de stille landweggetjes door een vruchtbaar akkerbouwgebied. Aan onze rechterhand de inmiddels vertrouwde flanken van de Vogezen en links doemen de imposante contouren van het Zwarte Woud op. La Plaine, de vlakte heeft als voordeel, dat de weg rustig en haast op z'n Bildts vlak is maar de wind heeft ook vrij spel. En met een harde zuidwestelijke wind tegen doet ook dat aan het Bildt denken. Na Hirtzfelden steken we het onnatuurlijk rechte Canal du Rhone au Rin over, kennelijk met de lineaal getrokken. De laatste 20 kilometers hebben we een comfortabele weg zonder auto's en - wat nog belangrijker is - door het uitgestrekte Foręt Domaniale de la Hardt Nor.

Eerder dan verwacht zijn we in Rixheim waar volgens ons kaartje een hotel moet zijn. Maar dat blijkt een vergissing naar Ile Napoléon, een onoverzichtelijk kruispunt van grote autowegen waar wel vijf hotels staan. Het "Villages Hôtel" is prima maar als fietser heb je hier in het drukke verkeer niks te zoeken!


Zondag 15 juni 1997

Mulhouse - Waldshut

Afstand		:    939 km
Dagtrip		:    103 km
Tijd		:   6.42 uur
Gem. snelheid	:   15,3 km/u
Max. snelheid	:   37,8 km/u

We hebben vannacht best geslapen in ons "plastic" hotel. Dezelfde vriendelijke jongen van gisteravond is alweer present om de ingrediënten voor het ontbijt bij te vullen. Er staat ook een mandje met eieren. Gelukkig waarschuwt hij mij, dat die eieren nog rauw zijn, je moet er zelf één in een bakje heet water koken. We halen de fietsen weer uit de linnenkamer. Kwart over acht rijden we weer op de rotonde, gelukkig is er 's zondagsmorgens nauwelijks autoverkeer.

Het schiet meteen lekker op, weer over Rixheim en dan over Habheim rechtstreeks naar Kembs. Het lijkt wel of we de hele weg voor onszelf hebben. We hebben besloten de route om Bazel te laten voor wat hij is en rechtstreeks zo snel mogelijk aan de andere kant van Bazel zien te komen. Tot aan Bazel hebben we een comfortabel fietspad langs het Canal du Rhone au Rhin. Er zijn op deze mooie zondagmorgen heel wat dravende en fietsende sportivelingen op pad. In een voorstadje van Basel roept een kerkklok de gelovigen naar de kerk. Het geeft een merkwaardig effect, dat klokgelui van verschillende fabrieksmuren weerkaatst te horen.

Aan het begin van Basel passeren we de grens met Zwitserland en die functioneert hier tenminste nog echt. Als we even verder de weg naar het SBB Bahnhof vragen krijgen we een heel simpel advies: als u deze tramrails volgt komt u er vanzelf. Als we op een terrasje koffie bestellen hebben we een probleem. Men accepteert geen Frans of Duits geld en Zwitserse franken heb ik nog niet. Na enig aandringen lukt het toch maar ik heb wel de indruk, dat we het driedubbele betalen.

Heel vlot zijn we bij het Bahnhof. Daar kan ik meteen een voorraadje Zwitserse franken aanschaffen. Nu Basel weer uit. Het is een fietsvriendelijke stad maar de omgeving van het station is één grote bouwput, dus dat is even zoeken. Na een paar keer vragen zijn we in de Műnchensteinerstrasse. Dan zijn we alweer op de officiële route. Ik moet nu overschakelen op deel 2 van onze fietsgids "On-begrensd fietsen van Amsterdam naar Rome". De eerste dorpjes voorbij Basel hebben stuk voor stuk grote industrieterreinen. Zelfs staan er ondefinieerbare bouwsels uit het pré-industriële tijdperk.

In Rheinfelden gebruiken we de lunch, het is hier even zoeken om de goede weg te vinden. Je hebt onwillekeurig de neiging om de rode richtingbordjes van de SRB te volgen temeer omdat de route volgens onze gids zonder het boekje erbij moeilijk te volgen is. Maar die bewegwijzering lijkt niet steeds consequent aangebracht. Tussen Möhlin en Wallbach hebben we een prachtig landelijk weggetje. Als verderop de bergwand de Rijn weer dichter nadert ligt het fietspad naast het spoor of de snelweg.

In Laufenburg steken we de Rijn weer over en passeren we dus de grens weer. Dit is een fraai stadje, stijl oplopend aan weerszijden van de rivier. Via Albbruck en Dogern fietsen we Waldshut binnen. Waldshut is een van de mooiere Zuidduitse stadjes langs de Rijn. Het stadje ligt bovenop een helling die zowat 50 meter boven de rivier uitsteekt. We hadden ons dus voorgenomen om hier een hotelletje te zoeken maar...... het is het jaarlijkse feest in Waldshut. Je kunt over de hoofden lopen. En van al het moois in dit oude stadje is dus niks te zien.

Een echtpaar op een bankje raadt mij na een heftige onderlinge discussie het "Veerhuis" een paar kilometer verder aan. Bij verassing - op ons kaartje stond helemaal geen tentje - ontdekken we een schitterende camping, pal aan de Rijn. De accommodatie is hier om door een ringetje te halen. Er is zelfs een restaurant bij de camping. Mamma maakt meteen van de gelegen- heid gebruik om bijna al onze kleren in de wasmachine te stoppen, dus morgen fijn frisse fietskleren aan. Het eten op het terrasje smaakt mamma dubbel lekker. Nadat we nog een eindje langs de Rijn hebben gewandeld zoeken we onze slaapzakken weer op, een mooi eind opgeschoten vandaag.

 
 
DEEL II   WALDSHUT - SABBIONETA


Maandag 16 juni 1997

Waldshut - Frauenfeld

Afstand		:   1031 km
Dagtrip		:     92 km
Tijd		:   6.22 uur
Gem. snelheid	:   14,5 km/u
Max. snelheid	:   50,6 km/u

Vanmorgen stralend weer als ons wekkertje ons wakker maakt. De zon schijnt al op onze tent. Om half negen fietsen we al weer. Een eindje over de grote weg en dan fietsen we bij Koblenz Zwitserland weer binnen. Ik ben de tel kwijt hoevaak we inmiddels een grens zijn gepasserd. Overigens stelt de grens hier anders dan elders in Europa nog wel wat voor. Overal bewaakt en de auto's worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Zwitserland moet zeer welvarend zijn, ruime huizen met fraai aangelegde tuinen. En je ziet de meest luxueuze auto's rijden. Alles in Zwitserland is zo netjes en schoon!

In Koblenz volgen we de SRB-bordjes naar Zurzach. We volgen wat hoger in het dal de Rijn, stille weggetjes maar soms aardig op en neer. We passeren prachtig versierde boerderijen. Kaizerstuhl is weer zo'n prachtig stadje met een stijl aflopende straat door het oude stadscentrum naar de brug over de Rijn. Voordat we de brug oversteken drinken we koffie in een leuk restaurant. Na de brug is er weer een stijle klim naar boven om het laatste stukje Duits- land door te rijden. Als we - we zijn inmiddels weer in Zwitserland teruggekeerd - rechts langs een steenfabriek willen rijden loopt de weg dood langs een gigantische steengroeve. Uiteindelijk belanden we in Rüdlingen waar we na een lange afdaling van het plateau weer in het dal van de Rijn belanden. De brug over en dan een vlak stuk naar Flaach.

Daar verlaten we de route om de waterval bij Schaffhausen te bezoeken. De 15 kilometer daarnaar toe blijken 15 lange kilometers te zijn maar de omweg is meer dan de moeite waard. Een fascinerende ervaring dit natuurgeweld waar elke seconde 415 kubs water de diepte instorten. Weer terug naar de route. In Andelfingen fietsen we door een antieke overkapte houten brug de Thur over. Over de brug volgen we meteen het SRB-bordje links af richting Frauen- feld. Eerst een eindje langs de rivier en dan volgt een pittige klim naar Dätwil. Voor het grootste gedeelte over kleine Landwirtschaftswegen bereiken we uiteindelijk Frauenfeld. We hadden besloten hier de jeugdherberg op te zoeken. Na verscheidene keren vragen - de Jugendherberch "Rüeger-holz" is niet algemeen bekend - komen we bij ons nachtadres aan. Het ligt wat onopvallend weggedoken tussen een grote tennisaccommodatie en een minigolfbaan. We zijn de enige gasten, dus de hele slaapzaal is voor ons alleen. En in het restaurantje bij de minigolfbaan hebben ze lekker eten. Mamma kiest lasagna en mijn kibbelingen smaken prima.


Dinsdag 17 juni 1997

Frauenfeld - Feldkirch

Afstand		:   1142 km
Dagtrip		:    111 km!
Tijd		:   6.48 uur
Gem. snelheid	:   16,2 km/u
Max. snelheid	:   40,1 km/u

Zo maar klaar, we hoeven geen korvee te doen in de jeugdherberg. Na een kop thee en wat harde koekjes leveren we ons (ongebruikt) linnengoed weer in. We zijn mooi vlot Frauenfeld uit, meteen op de goeie route. Voorbij Eschikofen kiezen we het weggetje langs de Thur. We fietsen over het erf van een boerderij, die als thuisbasis dient voor het circus Stey. Volgens ons boekje lopen hier twee herders, die niets doen. In werkelijkheid blijken het een herder en een boxer te zijn en we zijn maar wat blij dat ze achter een hek zitten.......

In Schönenberg drinken we koffie in een dorpscafé annex kapperzaak. De mevrouw met mooie oranje nagels die ons bedient heeft maar één koek, die we dan maar delen. Een paar dorpstypen nemen al hun eerste neutje. Als je in het toilet komt waan je je in het Hilton. Bij de bakker kopen we een bruin brood. "Of we naar Rome gaan", vraagt de bakkersvrouw. Het blijkt, dat hier regelmatig Hollandse fietsers op weg naar Rome in de winkel komen met allemaal datzelfde routekaartje voor op de fiets. Voor Bischofszell steken we via een eeuwenoude smalle stenen brug de Thur over. Het is een pittige klim naar het overigens fraaie stadscentrum. Onze inspanning wordt begeleid door beierende kerkklokken, het is elf uur.

Voorbij een prachtig gelegen camping volgen we een klein weggetje langs de Sitter richting Sitterfähre. Aan het eind van het weggetje is een boerderij met op het erf een overdekt terras. Van de boerin kopen we een glas thee. Dan roept ze haar man om ons met de boot over te zetten. We zijn kennelijk de eersten vandaag die overgezet worden want de boot moet eerst nog met een plastic emmer leeg gehoosd worden. "Hollandse fietsen zijn het zwaarst", constateert de vriendelijke veerman als hij mijn fiets met bagage en al in de roeiboot sjouwt. Aan de overkant gaat het langs een bijzonder mooi kapelletje tegen de dalwand omhoog rechts af om eerst nog een eind de bovenrand van het dal te volgen. Dan laten we het dal van de Thur achter ons en dalen geleidelijk af naar de Bodensee. Het Thurdal was in hoofdzaak een vruchtbaar landbouwgebied met een grote variatie aan akker- en tuinbouwgewassen. Ook fruitbomen komen hier voor. De meeste bedrijven zijn gemengd met opvallend veel gewassen op in onze ogen kleine percelen. Ook de veehouderij is vrij kleinschalig. De koeien gaan overigens op den duur op je zenuwen werken, of liever gezegd niet de koeien maar hun bellen. Een enkele koe met zo'n grote voortdurende klingende bel is best leuk. Maar de hele dag hele kudden koeien met allemaal zo'n bel is teveel van het goede. Het klinkt als een vals carillon.

In de buurt van Winden gaat het plotseling verschrikkelijk hard regenen. Als we voor de tweede keer schuilen, nu onder het afdak van een kaasmakerij, werken we meteen onze lunch - dikke hompen bruin brood met jam - maar naar binnen. Als het weer droog is vervolgen we onze weg. Doordat we voortdurend dalen zijn we mooi vlot bij de Boden-see. Typisch touristisch en in de inmiddels weer zachtjes neerkomende regen wat mistroostig. In St. Margareten kunnen de regenkleren weer uit. We laten de Bodensee achter ons en er volgt een comfortabel traject door het dal van ...... de Rijn. De bergen komen nu wel dreigend dichterbij.

In Oberriet bij een bank weer geld gewisseld want we gaan nu Oostenrijk binnen. Over de brug over de Rijn nog vóór de grenspost slaan we een grindweg langs de rivier in. Na een paar kilometer komen we dan bij de woest stromende Ill, die we over een smalle loopbrug oversteken. Een onverhard pad door het bosrijke natuurgebied langs de Ill brengt ons in Feldkirchen. Het is even zoeken om hier de jeugdherberg te vinden maar het is wel de moeite waard. De jeugdherberg is ondergebracht in een 700 jaar oud gebouw, van binnen helemaal van hout met indrukwekkende spantconstructies. Men is overigens wel met de Tijd meegegaan want wij krijgen een comfortabele kamer met twee stapelbedden toegewezen.

We hebben ons nog maar nauwelijks geďnstalleerd of de regen plenst weer uit de lucht, de zoveelste keer dat aan het eind van de middag een onweersbui losbarst. Ik moet dravende naar het afdak waar onze fietsen zijn gestald. De kettingen schoongemaakt, wat olie erop en de bandenspanning gecontroleerd. De fietsen houden zich prima, ik heb alleen een beetje een slag in mijn achterwiel. Na het eten - een snitzel in het café tegenover de jeugdherberg - bekijken we in de televisiekamer wat ons de komende dagen te wachten staat. Als het een beetje meezit overmorgen de Splügenpas over, dan zijn we al in Italië!


Woensdag 18 juni 1997

Feldkirch - Andeer

Afstand		:   1240 km
Dagtrip		:     99 km
Tijd		:   6.47 uur
Gem. snelheid	:   14,6 km/u

Lekker geslapen in het stapelbed in deze schitterende jeugdherberg. Geen wonder dat er niet gerookt mag worden in dit houten gebouw, alleen in de televisiekamer. Het beheerdersechtpaar zit daar kennelijk regelmatig fanatiek te roken. Zij was zeer belangstellend naar het hoe en waarom van onze fietstocht.

Langs dezelfde drukke verkeersweg Feldkirch weer door en de stad uit. Het duurt niet lang of we zijn bij de grensovergang met Lichtenstein. De route door dit ministaatje begint gelijk met een slopende klim. Dan ben je meteen helemaal wakker. Vanaf Eschenz moet er een prachtig weggetje binnendoor naar Schaan zijn. Als we dit zo gauw niet kunnen vinden rijdt een vriendelijk mannetje met zijn bestelwagen ons voor. Overal onderweg ontmoet je trouwens mensen, die uiterst vriendelijk en behulpzaam zijn. Na Schaan volgen we weer het mooie pad op de dijk langs de Rijn. Het fietst lekker met een vriendelijk zonnetje en een lekkere bries in de rug. We passeren een paar keer een oude houten overkapte brug over de rivier. Bij Trübbach gaat de route weer over de Zwitserse oever. Even verder begrijpen we waarom. De Rijn scheert hier met een reeks stroomversnellingen om een steile rotswand aan de Lichten- steinse kant.

In Bad Ragaz drinken we koffie. Ze hebben geen appelgebak, dan maar een sandwich met ham. Dat is meteen ons middagmaal. Vanaf Landquart is de route prima aangegeven met SRB-bordjes. Na Chur houden we dezelfde bordjes maar aan richting Thusis. Het onverharde pad loopt eerst boven een golfbaan langs, dan stijgt het eerst geleidelijk maar dan volgt een verschrikkelijk steil stuk. Hier kom je alleen met een mountainbike bij op. Dat betekent dus de fietsen naar boven duwen. Nu begrijpen we wat die veerman gisteren bedoelde met zware Hollandse fietsen. Maar eenmaal boven volgt een hele lange afdaling over een van de meest spectaculaire stukken van de fietsroute. De weg is hier half uitgehouwen in de rotswand die hoog boven de Hinterrhein loopt. Als je over de rand naar beneden kijkt zie je in de diepte het water kolken. De snelweg is verdwenen in een lange tunnel zodat je het idee hebt dat we de enigen op de wereld zijn. Aan de overkant bewaken kastelen de toegang van de Domleschg. Vroeger werden door de kasteelheren hoge tolgelden geëist van de reizigers. Pas bij Rothenbrunnen zijn we weer beneden.

Bij Thusis gaat het pas echt beginnen. Om in het stadje te komen gaat het al steil omhoog. Op het terrasje voor de station drinken we een milkshake, héérlijk. Doordat we door het stadje zijn gefietst belanden we per ongeluk op de Autobahn, dat betekent eerst door een korte tunnel en dan door de Rongellentunnel, meer dan een halve kilometer lang. Het geluid van de auto's weerkaatst van alle kanten zodat het lijkt of er een trein komt aandenderen. Voorbij deze tunnel zitten we gelukkig weer op de goeie route. De Mala-kloof vernauwt zich hier tot een spleet waarin diep onder ons het water zich een weg naar beneden baant. Verderop wijken de bergen verder uiteen en dan zijn we al gauw in Zillis. We besluiten nog vier kilometer verder te fietsen tot aan het begin van de klim over de Splügenpas. Deze laatste loodjes wegen niet zo zwaar meer en al spoedig zijn we in Andeer. Het in onze gids als enige vermelde hotel Fravi is een chique accommodatie, niet geschikt voor fietsers. Er zijn in Andeer geneeskrachtige bronnen, dit is dan ook zo'n typisch Kurorthotel. Van de VVV krijgen we een lijstje met nog meer slaapgelegenheden. Hotel Post is een prima gelegenheid met uitnodigende bedden, een heerlijke douche en een prima keuken.


Donderdag 19 juni 1997

Andeer - Chiavenna

Afstand		:   1296 km
Dagtrip		:     55 km
Tijd		:   4.55 uur
Gem. snelheid	:   11,3 km/u
Max. snelheid	:   37,3 km/u


De Splügenpas aan (onze) noordzijde bij normaal weer

Als we vamorgen naar buiten kijken miezert het. Mamma was er vannacht nog uit geweest, toen stonden de sterren nog flonkerend aan de hemel. De eigenaresse van Hotel Post weet te vertellen dat de weersverwachtingen slecht zijn. Er zit niks anders op dan de regenjacks aan, de regenhoezen om de fietstassen en welgemoed op weg. Zoals de auteur van ons boekje, Paul Benjaminse al had beloofd begint het meteen fors te stijgen. We hebben niet eens even gelegen- heid de spieren warm te trappen. De weg slingert tussen de bergwanden door, de ene keer hebben we de autoweg aan onze linkerhand dan weer aan de rechterhand. We passeren een klein dorpje Bärenburg. Met een reeks haarspeldbochten volgt een steile beklimming door de Rafflaschlucht. Na deze nauwe kloof komen we bij het meer bij Sufers. Het regent nog zachtjes, mamma vindt het wel lekker weer om te klimmen, niet zo warm, geen zon en wat spettertjes voor de verkoeling. Tot aan Splügen gaat het redelijk vlak.

In Splügen drinken we een kop hete chocolademelk met een groot stuk taart, energie opdoen voor de grote krachtproef: de klim naar de pas. Inmiddels is het hard gaan regenen, de regenbroek moet nu ook aan. Voortdurend zigzaggend gaat het eerst de steile helling boven het dorpje op. Ook als de weg een meer gestrekt verloop vertoont blijft de stijging steeds fors. Maar het echte werk komt nog. Als we hoog boven ons de pas vermoeden klimmen we heel langzaam maar zeker, haarspelbocht na haarspelbocht, omhoog. Er ligt nog volop sneeuw. We komen hier maar een enkele auto tegen. De koude wind, die hier boven steeds harder blaast, helpt ons de ene keer door te proberen ons omhoog te waaien, de andere keer probeert hij ons tegen te houden en blaast hij ons pal in het gezicht. Na een eindeloos aantal slingers bereiken we eindelijk de Zwitserse grenspost. Naast de grenspost is een uitspanning waar een "pake" en een "beppe" de scepter zwaaien. De kachel is aan, het is hier behaaglijk warm. We trekken droge sokken aan. De hete goulashsoep met brood laten we ons lekker smaken. Na zo'n klim is het zoet rusten......

Als we allebij weer lekker warm zijn trekken we de trui en de joggingbroek aan. Het is inmiddels zowaar droog geworden maar het regenpak trekken we er wel over aan, dat zullen we straks bij de afdeling nodig hebben tegen de kou. Na nog eens 800 meter klimmen zijn we op de Splügenpas, 2113 meter hoog! Als we ons na de Italiaanse grenspost verheugen op de afdaling begint het prompt weer te regenen en niet zo'n beetje ook. Het is oppassen geblazen met zo'n nat wegdek. Het eerste dorpje waar we langs komen is Monte Spluga, een mistroostig gehucht. Dan fietsen we langs het stuwmeer, een fijn vlak stuk. Maar direct na de stuwdam duikt de weg de diepte weer in. Je kunt geen moment je remmen even loslaten. Op een gegeven moment doemt een muur van mist voor ons op, we fietsen einden door de laaghangende wolken. Als we plotseling sterk moeten remmen voor overstekende koeien - nu zijn die bellen toch wel nuttig - besluiten we even te schuilen onder het overhellend dak van een stal. Ook de koeienherder en een stuk of wat boeren hebben hier een droge plek opgezocht. We verbeelden ons dat er zelfs hagelstenen naar beneden komen. We begrijpen nu ook best waarom deze Splügenpas tot juni gesloten is. Met regen is het al gevaarlijk, laat staan met sneeuw op de weg. Omdat het er niet op lijkt dat het beter zal worden besluiten we maar weer verder te fietsen, alles wat nat kan worden is toch al nat. De boeren gebaren van: "prudente, lentamente!".

Jammer van de soms duizelingwekkende afdaling. Constant met beide remmen voluit aangeknepen de volgende haarspelbocht in. Regelmatig moeten we even pauzeren om weer gevoel in onze vingers te krijgen. Je kunt geen moment je ogen van de weg afhalen, geen oog voor de omgeving dus. Ik waag nog een foto aan een aan de overkant van het dal naar beneden kletterende waterval. Voorbij Pianozza is een wegomleiding in verband met wegwerkzaamheden. Wij besluiten ons er niks van aan te trekken. Kennelijk hebben ze pas een nieuwe asfaltlaag aangebracht want de belijning ontbreekt nog. Het voordeel is dat er helemaal geen verkeer is. En dat komt goed uit want we passeren verscheidene tunnels met hele stukken in het donker. Allebei onze voorlichten blijken niet te functioneren. Dus blijft er niks anders over dan zoveel mogelijk midden op de weg te fietsen. In een wat groter dorp wissel ik bij een bank mijn overgebleven Zwitserse franks en een paar travelercheques om in lires. Ik ben in één keer een halve miljonair. Met kramp in de handen van het voortdurend remmen, halverwege afgesleten remblokjes en fietstassen zwart van het koolstof van diezelfde remblokjes komen we eindelijk in Chiavenna aan. In hotel Flora doen ze niet moeilijk om een paar "verzopen" fietsers een kamer te geven. 's Avonds zoeken we onder een van de hotelier geleende paraplui een aardige gelegenheid om wat te eten.


Vrijdag 20 juni 1997

Chiavenna - Lago di Annone

Afstand		:   1372 km
Dagtrip		:     76 km
Tijd		:   4.39 uur
Gem. snelheid	:   16,5 km/u
Max. snelheid	:   44,3 km/u

De zon schijnt in Chiavenna als we de luiken open doen! Met toiletpapier proberen we zo goed en zo kwaad het gaat het koolstof van de tassen af te vegen, alles wat je beetpakt is zwart. Na het ontbijt - twee deegballen met een korstje - worden de fietsen uit het gangetje gehaald, de boel opgepakt en op weg naar San Vittore. We verbazen ons erover dat we totaal geen last van onze knieën of de kuiten hebben, kennelijk topconditie!

Het is vandaag gelukkig lang zo steil niet meer dan gister, alleen wat vriendelijke hellingen op en neer. Dat is maar goed ook want als het maar even omlaag gaat merken we, dat onze remmen nauwelijks meer functioneren. De tunnels in Campo en Vercéla Fedele fietsen we omheen en in Curcio ziet mamma gelukkig een fietsenmaker. Eerst nieuwe remblikjes laten monteren. De velg van mijn achterwiel blijkt een puinhoop, hij slingert zowel van links naar rechts als op en neer. De fietsenmaker maakt zich er niet met een Jantje van Leiden van af. Alles wordt uitgelijnd, een stuk of wat spaken vervangen, nieuwe remblokjes gemonteerd en alles draait weer als nieuw. Bij de fiets van mamma gaat het aardig vlotter. Gelukkig maar want onze fietsenmaker moet nodig naar een wielerwedstrijd, zijn dochter is wielrenster en hij is mecanicain bij haar wielerploeg.

Mooi vlot zijn we nu bij het Comomeer, Lago di Como. Achter ons zien we de imposante Alpen langzamerhand vager worden. We volgen de oostelijke oever. Van Dório, net als Dervio en Bellano een prachtig plaatsje boven het water tegen de berghelling geplakt, maak ik een foto. We moeten een paar keer door een tunnel, voor een deel in het pikkedonker, je rijdt dan maar zo'n beetje op goed geluk.

In Varenna steken we met de veerboot over, eerst dwars over naar Menaggio, dan naar Bellágio. Bellágio is een aantrekkelijke plaats, terrasgewijs gelegen op het uiteinde van een landtong tussen twee takken van het Comomeer. We worden hier aangesproken in onze "memmetaal", het Friese vlaggetje aan de fiets van mamma heeft weer gewerkt. Een meneer uit Drachten is daar met vakantie, zijn vrouw - een Huitema van Davelaer - kwam uit St. Anne. In Bellágio is het eerst zwoegen naar boven en dan fietsen we langs de oostelijke rotswand van het schiereiland richting Lecco. De kronkelende weg is hier erg smal. Verschillende keren is de route versperd doordat twee auto's elkaar niet kunnen passeren. En maar claxoneren. Vóór Valmadrera komen we twee keer door een tunnel, allebei wel anderhalve kilometer lang. Gelukkig zijn ze goed verlicht maar voor je plezier zou je nooit zo'n tunnel uitkiezen.

Na Valmadrera zijn we gauw aan het Lago di Annone. Volgens het kaartje moet hier een camping zijn, maar nergens een verwijzingsbordje te bekennen. Een oud mannetje weet ons te vertellen dat we een paar honderd meter terug moeten en dan een zijweg in, we zijn er vlak bij. Geen wonder, dat we het niet konden vinden, het is zo'n geval met zoveel mogelijk vaste bouwsel op de vierkante meter. Wij mogen het tentje opzetten bij een kennelijk verlaten caravan vlak bij het meer. Het sanitair stelt niet veel voor en we krijgen een kaartje voor drie minuten douchen. 's Avonds heerlijk paella gegeten in een ristoranta-pizzeria in de buurt. Het is een heerlijk stille avond.


Zaterdag 21 juni 1997

Lago di Annone - Crema

Afstand		:   1447 km
Dagtrip		:     75 km
Tijd		:   4.45 uur
Gem. snelheid	:   15,8 km/u
Max. snelheid	:   39,1 km/u

Mamma heeft vannacht geen oog dicht gedaan. Een eindje verderop was een disco die tot drie uur doorging. En heel vroeg vanmorgen liepen er mensen langs het meer, zullen wel vissers zijn geweest.Wassen en scheren is behelpen op de "camping". De lucht is dreigend en de broodjes, die we gisteravond in het restaurant hebben gebietst zijn bijna niet door te krijgen. Al met al niet de meest voorspoedige start van de dag.

Nu we de meren achter ons hebben gelaten en de bergen inmiddels heuvels zijn geworden gaat de route meest over binnenweggetjes. Dat betekent meer klimmen en dalen, slechtere wegen en lastiger de weg zoeken. Naar San Maria Hoë is het een hele klim en in Pagnano staat een fraaie, voor dit gehucht reus- achtige kerk. In Merate drinken we op een een terrasje een cappucino met een heerlijk broodje, de lucht is inmiddels ook opgeklaard. Na Cornate d' Adda volgen we het plateau, hoog boven de rivier Adda. We passeren een prachtige Lombardische boerderij op de open vlakte. Zo belanden we in Váprio d' Adda waar we de rivier oversteken.

We zijn nu in de Po-vlakte. Over een mooie landelijke weg fietsen we naar Trevíglio, daar duiken we op de verkeerde plaats onder het spoor door en fietsen daarom over Caravággio naar Misano. Dat heeft twee voordelen: we hebben een heel eind een fietspad en dat mag wel in de krant hoewel de kwaliteit niet om over naar huis te schrijven is én we passeren de Santuario di Caravaggio, een gigantische bedevaartskerk "in the middle of nowhere". In 1432 is de Heilige Maagd hier verschenen aan een boerin.

De route vervolgt over een mooie rechte en vlakke weg naar Crema waar we eerst een cappucino drinken op het centrale plein. Bij gebrek aan beter nemen we onze intrek in een modern viersterren hotel. Het ligt trouwens heerlijk in het bad. Mamma kan uitbundig haar haar föhnen, wat een luxe. Verkwikt gaan we de stad in. Bij een indrukwekkende fietsenwinkel - racefietsen is erg populair in Italië - haal ik een nieuw ventieldopje voor mamma haar fiets. Crema is een mooie stad met aan het plein niet alleen de Dom en het Palazzo del Comune in Venetiaanse stijl maar ook de Torrazzo waar we onderdoor gefietst zijn. Aan weerszijden van het plein loopt een gezellige hoofdstraat met veel flanerend publiek. In een pizzaria zitten we nu lekker te eten, mamma heeft een pizza met brie en spek en ik heb spagetti met zo'n grote kreeft. Dat betekent met een knijptang het vlees er uit peuteren, heerlijk!


Zondag 22 juni 1997

Crema - Sabbioneta

Afstand		:   1548 km
Dagtrip		:    100 km!
Tijd		:   5.45 uur
Gem. snelheid	:   17,4 km/u
Max. snelheid	:   30,5 km/u

Heerlijk, heerlijk geslapen. Mamma had al voor tien uur haar luikjes dicht en vanmorgen om zeven uur met de wekker heeft ze ze pas weer opengedaan en snurken! Onbestemd, is de conclusie als we tussen de gordijnen door naar de lucht kijken. De ober van het ontbijt voorspelt "strong rain". Dus meteen de regenhoezen over de fietstassen en de slaapzak en matje in vuilniszakken. De temperatuur is overigens prima, we kunnen meteen in ons hemdje fietsen.

Tot Castelleone gaat het mooi vlot maar het stuk naar Pizzighettone blaast de stijve wind schuin van voren en als de route in oostelijk buigt hebben we pal in de wind. Maar de wegen zijn mooi vlak, dat het schiet lekker op. We zijn hier letterlijk en figuurlijk in de Po-vlakte. In Crumello Cremonese drinken we een kopje koffie. Het café zit al vol met mannen, die hier kennelijk elke (zondag)ochtend de krant lezen en een borreltje drinken. Men is zeer belangstellend waar we vandaan komen en waar de reis naar toe gaat.

Vlak voor Cremona fietsen we langs een verlaten hereboerderij met een spiraalvormige toren. "Kon de boer zijn arbeiders in de gaten houden", concludeert mamma. Cremona blijkt een prachtige, gezellige stad. We horen hier voor het eerst sinds dagen een echtpaar Nederlands spreken. Het Piazza del Comune, met zijn schaduwrijke portici, moet volgens ons reisboekje tot één van de mooiste middeleeuwse pleinen van Italië worden gerekend. De Torrazzo uit 1267 is met zijn 111 meter de hoogste kerktoren van het land en hét symbool van Cremona. Op het Piazza speelt een muziekkorps swingende muziek en het is er een drukte van belang. Cremona, geboortestad van componist Monteverdi, is vooral bekend als de stad van beroemde vioolbouwers. Stradivarius is wel de beroemdste.

Na Cremona fietsen we verder in oostelijke richting, twintig kilometer op een kaarsrechte weg langs een kanaal. Ons boekje zegt: "toch is twintig kilometer met wind mee een fluitje van een cent en onderweg ziet men steeds meer oude hereboerderijen die u kent uit films als Novecento." Dat laatste klopt maar heteerste niet, wij hebben de harde wind pal tegen. De Po-vlakte is een vruchtbaar grootschalig akkerbouw- en veeteeltgebied. Er staan kolossale boerderijen. Vroeger woonden ook de meeste landarbeiders met hun gezinnen op de boerderijen. Bij sommige dorpjes - een grote kerk, een paar boerderijen en rijen gedeeltelijk verlaten huizen - druipt de feodale historie eraf. De hereboeren en de pastoor hadden het hier voor het zeggen. Nu zie je grote welvarende "azienda's" en vervallen glorie. In Casteldidone staat een lieflijk kasteeltje. We rijden door tot Sabbioneta, ooit het schitterende hof van het kleine hertogdom Mantova. Vooral zondags is het in dit toeristische stadje een drukte van belang waar vooral de vele grote antiekzaken van profiteren. We hebben nog nooit zoveel antiek bij elkaar gezien! Overigens, het stadje kan zelf ook zo bij het antiek.

 
 
 
 
DEEL III  SABBIONETA - PARRANO.


Maandag 23 juni 1997

Sabbioneta - San Eusébio

Afstand		:   1649 km
Dagtrip		:    101 km
Tijd		:   5.58 uur
Gem. snelheid	:   16,9 km/u
Max. snelheid	:   31,9 km/u

Vandaag steken we de Po over, de laatste etappe voor de Appenijnen. Eerst over binnenweggetjes tot aan Pomponesco. De wind waait nu uit het noordwesten lekker in de rug. Dat scheelt een stuk met gisteren. In Pomponesco volgen we een weg boven op de dijk langs de Po. De rivier blijkt een heel breed water te zijn. Al gauw gaan we de lange brug naar Guastalla over. We zijn blij dat we de drukke weg kunnen verlaten het stadje in. Na Guastalla volgt een kilometers lange onverharde weg op een dijk en daarna duiken we de vlakte weer in. Het gebied oogt hier aanmerkelijk armoediger dan waar we gister doorheen fietsten. Bovendien heeft hier kennelijk kort geleden een verwoestende hagelbui alle gewassen vernield. Maďs, bieten, wijngaarden en bomen, alles staat er ontbladerd bij. Een intriest gezicht.

Het is vandaag schitterend weer, we fietsen in het hemdje maar later trekken we ons shirtje maar weer aan, anders bakt het te hard. Over Novellara en Corrégio zijn we vlot met de wind mee in Modena. Omdat de oude brug over de Secchia gerestaureerd wordt is het moeilijk de stad in te komen. We moeten nu langs de drukke autoweg en we kunnen ook maar moeilijk het centrum vinden. Eindelijk lukt het de Piazza Grande te vinden. Daar wachten we het heetst van de dag af met veel "aqua" en een groot stuk chocoladetaart. De stad uit gaat aanmerkelijk vlotter en dan volgt het laatste stuk om een geschikt hotelletje te vinden. Het leek ons niet aanlokkelijk om in Modena een slaapadres te vinden.

Onderweg stappen we een paar keer van de fiets om een boom met pruimen te plunderen. In Spilamberto zien we op een bord dat twee kilometer verderop in San Eusébio een hotel is. Een chauffeurshotel, niet al te duur en alles er op en er aan, wat wil je nog meer? De pizzeria verderop in het dorp blijkt 's maandags gesloten. We gaan op de fiets terug naar Spilamberto waar we een heerlijke pizza verorberen. Het is feest in het dorp. De beiaardier en een popgroep wedijveren om de aandacht van het publiek.


Dinsdag 24 juni 1997

San Eusébio - Rosola

Afstand		:   1687 km
Dagtrip		:     38 km
Tijd		:   3.39 uur
Gem. snelheid	:   10,5 km/u
Max. snelheid	:   35,4 km/u

Vanochtend peuzelen we ons "ontbijt" op in de chauffeursbar, die bij het hotel hoort (of andersom). Een kan thee en een paar broodjes uit de vitrine. Onze conclusie is, dat de hele tent wordt gerund door drie generaties van één en dezelfde familie: beppe, moeder en zoon plus respectievelijke wederhelften Ze geven overigens niet de indruk, dat ze er erg veel plezier aan beleven.

Binnendoor naar Vignola, daar zijn we zo maar. We rijden nu door één grote boomgaard, kersen, appels, peren en perzikken. Het dal van de Panaro is beroemd om zijn bloemenpracht in het voorjaar als er rondom Vignola 300.000 kersebomen bloeien. Een paar kilometer verder begint de eerste steile klim van de Apennijnen naar Guiglia. Na een kop hete chocola - ze maken hier chocola uit een zakje in een klein kopje hete melk, het is zo dik dat je het kunt lepelen - zwoegen we verder naar Zocca. In een boomgaard langs de weg doen we ons tegoed aan heerlijke rijpe blauwe kersen. Onderweg maak ik een foto van Casa Serene en dan zijn we al gauw in Socca. Dit dorpje dat temidden van uitgestrekte kastanjebossen ligt is geliefd als vakantieoord. We besluiten de camping een eindje verder in Rosola op te zoeken. Het laatste stuk naar de camping is nog een gemene kuitenbijter met een helling van meer dan 10 procent. Camping Montequestiolo is prachtig gelegen temidden van de heuvels tussen de dalen van de Samoggia en de Panaro, waarover we een prachtig uitzicht hebben.. De voorzieningen op de camping zijn pico bello.

Als we aangekomen zijn komt uit het zuiden een donkere lucht opzetten. We besluiten eerst de tent maar op te zetten. Er komt een vrouwtje op ons toelopen voor een praatje. Het blijkt een Nederlandse, die met haar hond dezelfde route loopt van Nederland naar Rome. Ze was in maart al vertrokken. Ze heeft geen tent mee, zo probeert onderweg een plek te vinden om te slapen, meestal bij boeren. In Italië blijkt dat erg moeilijk te zijn, ze is er soms moedeloos van. In Modena was er geen enkel hotel dat haar binnen liet omdat honden niet toegelaten werden. Ten einde raad was ze naar de politie gegaan. Die hadden haar bij een asielzoekerscentrum gedropt. Ook daar mocht ze met de hond niet naar binnen. Toen had ze maar onder een afdak in wat beddegoed geslapen. Het campingmevrouwtje had haar een oude caravan ter beschikking gesteld om te overnachten. Ze is blij dat ze weer wat aanspraak heeft. Al pratende hebben we bijna de tent staan. Dat is maar goed ook want de laatste haring zit er nog niet in of het onweer barst los. Mamma was van plan geweest de fietskleren in de wasmachine te wassen. Dat valt nu dus in het water. Er zit niks anders op dan maar rustig blijven liggen in onze tent. Mamma slaapt binnen vijf minuten en ik lees over de speurtochten van de monnik Lapo Mosca, in de veertiende eeuw, zoals opgetekend door Helene Nolthenius.

In de namiddag komt er weer wat blauw in de lucht. Nadat we ons gedouched hebben gaan we een eindje wandelen naar de eeuwenoude toren op de volgende heuvel. Op de terugweg moeten we rennen om nog een beetje droog binnen te zijn. We hadden afgesproken, dat we acht uur zouden kunnen eten, spagetti schafte de pot. Op de afgesproken tijd wordt het eten opgediend, aan de ene tafel de familie van de camping aan het andere tafeltje wij. Na het royale bord spagetti denken we het gehad te hebben, maar nee hoor, dan brengt het mevrouwtje een mand met heerlijke gebakken broodjes en een schaal verschil- lende soorten vlees. die rauwe ham is hier héérlijk. Ten slotte is er nog een schaal met fruit. Leuk zo op z'n Italiaans te eten.

Onder het eten is de lucht alsmaar grijzer geworden en het is nu gaan hozen. Er zit niks ander op dan tot bedtijd in de kantine lezen en puzzelen.


Woensdag 25 juni 1997

Rosola - Pistoia

Afstand		:   1768 km
Dagtrip		:     81 km
Tijd		:   5.51 uur
Gem. snelheid	:   13,9 km/u
Max. snelheid	:   38,0 km/u

Om negen uur vanmorgen zijn we weer reisvaardig. Een prima camping, jammer dat het weer niet meewerkte. Ik neem de gok en neem de weg binnendoor naar Castčl d' Aiano. Het risico is wel dat je niet weet wat je onderweg tegenkomt Maar het scheelt kilometers terugfietsen naar Zocca. Het eerste stuk kan niet beter, een fijne geleidelijke afdaling. Maar wat ik al gevreesd had blijkt waar, de laatste kilometers voor Castčl d' Aiano gaan fors omhoog. Het komt weer op de beenspieren aan. Een paar kilometer voorbij Castčl d' Aiano passeren we het hoogste punt van de Passo Brasa: 895 meter. Dan gaat het - in verhouding - vriendelijk op en neer tot Goggio Montano. De slager hier heeft zijn etalage én zijn winkel volhangen met hammen, het water loopt om je tanden.

Dan volgt een welkome afdaling tot een paar kilometer vóór Porretta Terme, het zoveelste plaatsje met geneeskrachtige bronnen op onze route met de karakteristieke grote dure hotels. Onderweg naar Piastre, omhoog door het nauwe dal van de Reno, liggen de meest schilderachtige dorpjes tegen de hellingen hoog boven de Reno. Ook staat er zo maar ineens een voorhistorisch rond bouwwerk met rieten dak vlak langs de weg. Dan volgt een snelle afdaling naar Pistoia, goed dat onze remblokjes weer in puike conditie zijn.

Voor we in de stad zijn moeten we wel een paar kilometer langs een drukke weg door één van de buitenwijken van Pistoia, het ziet er hier allemaal niet zo voornaam uit en het wegdek is bar slecht. We fietsen meteen door naar het Piazza del Duome, het bekendste plein in de stad. Nu zijn we in Toscane aangeland. In het stadje is het 25 graden terwijl het in de bergen nog geen 17 graden was. Pistoia is een stad van grote tegenstellingen. Rijke monumenten en nauwe Middeleeuwse achterafstraatjes vlak bij elkaar. Hier op het Piazza del Duome staat naast de dom het Baptiserium, gebouwd rond 1250 en afgewerkt met wit en groen marmer. Aan de overkant van het plein bevindt zich het Palazzo del Podestá, een sober uitgevoerd gebouw uit 1367. We zijn meteen vlak bij Leon Bianco, ons slaapadres voor vannacht. Als we ons geďnstalleerd hebben drinken we wat op een ander pleintje in de buurt. De marktkooplui van de fruitmarkt zijn druk bezig hun spullen op te ruimen.


Donderdag 26 juni 1997

Pistoia - Empoli

Afstand		:   1807 km
Dagtrip		:     39 km
Tijd		:   2.49 uur
Gem. snelheid	:   13,8 km/u
Max. snelheid	:   36,0 km/u

Het spettert als we vanmorgen de deur van ons hotel uitstappen. Als we ons ontbijt bij de bar naast ons hotel - dat scheelt de helft van de prijs - hebben verorberd is het zelfs echt gaan regenen. Het re-genpak moet dus weer aan en als we een kilometer of wat gefietst hebben zoeken we in Bonelle een afdak om te schuilen, de regen komt nu met bakken uit de hemel. Als het weer wat beter is geworden gaan we weer op weg en geleidelijk aan laten we de bui achter ons. De donkerste wolken zeilen mooi om ons heen, de grijze luchten hebben een merkwaardig effect op de omgeving.

Voorbij Ponte Stella begint een stevige klim en we zijn blij als we in San Baronto het hoogste punt op onze route over de Monte Albano hebben bereikt. Bij 25 graden is het zweten geblazen als je zo moet klimmen. Mamma heeft geen droge draad meer aan haar lijf. Dus voor de afdaling onze regenjacks weer aangetrokken, voor je het weet heb je het te pakken. Een prachtige lange geleidelijke afdaling met na elke bocht verassende vergezichten. En er is weinig autoverkeer. We kunnen volop om ons heen kijken, dat is genieten geblazen. Het is hier kennelijk een geschikt wielerparcours want we komen verscheidene wielrenners tegen. Na Vinci, de geboorteplaats van Leonardo di Vinci, volgen we een prachtig stil weggetje door de (chianti)wijn-gaarden en olijfboomgaarden. Aan het eind van dit weggetje sla ik links af. Na een stuk of wat kilometers volgt een afmattende klim naar San Ansano. Dan lees ik in het boekje dat we rechts af hadden gemoeten. Mamma vindt het niet leuk....... Als we de goede weg weer te pakken hebben zijn we snel in Empoli. Tegenover het station vinden we een prima hotel, de fietsen mogen in de lounge.

We zijn in een half uur met de trein in Florence. Een prachtige stad. Volgens onze reisgids is Florence één van de mooiste steden van Italië, bakermat van de Renaissance en eeuwenlang bloeiend centrum van de Europese cultuur. De Ponte Vecchio is vergeven van de juweliers, de ene nog duurder dan de andere. Je kunt er op de koppen lopen. Maar het uitzicht over de Fiume Arno is schitterend. Vooral de Piazza della Republica en de omgeving van de Dom zijn het bezoek meer dan waard. Helaas is de Dom net gesloten. Het Baptisterium heeft een schitterend mozaďkgewelf.

Het wemelt in Florence van de scooters net als in de meeste andere steden. Vooral de jeugd vindt dat kennelijk een gemakkelijke wijze van vervoer. Wat ook opvalt is de zaktelefoon die in het publiek regelmatig wordt gebruikt, vaak als statussymbool.


Vrijdag 27 juni 1997

Empoli - Siena

Afstand		:   1880 km
Dagtrip		:     73 km
Tijd		:   5.50 uur
Gem. snelheid	:   12,5 km/u

Onze fietsen hadden het in de lounge prima naar de zin gehad. In de stationsrestaratie genieten we staande ons ontbijt, we worden al echte Italianen. Links af en we zijn zomaar de stad uit. De eerste 20 kilometers gaan mooi vlot, een prima weg zonder al te veel hellingen. In Montespertoli zitten we weer op de hoofdroute. Hier ondervinden we aan den lijve waar onze reisgids ons al op voorbereid had. In Duitsland, Frankrijk en Zwitserland volgen de wegen meestal de dalen. Niet de wegen in dit deel van Italië waar de wegen meestal over de bergkammen lopen. Vroeger werden nederzettingen bij voorkeur hoog in de heuvels gebouwd. In de brede moerassige dalen heerste vaak malaria Bovendien liepen de reizigers op de hooggelegen wegen minder kans om overvallen te worden of verrast te worden door plotseling buiten de oevers tredende rivieren. Deze wegenstructuur heeft voor de hedendaagse fietsers twee voordelen, je hebt vaak ruim zicht op de omgeving met prachtige verge- zichten én als er een beetje wind staat profiteer je maximaal van de verkoelende invloed. Het heeft echter één groot nadeel: elke heuvel op de route - en de heuvels zijn hier talrijk - moet beklommen worden. Geen lange hellingen maar vaak wel gemeen. Vermoeiend fietsen dus!

In Tavarnelle Val di Pesa nemen we koffie met wat er bij. Onze koningin schijnt hier een vakantieverblijf te bezitten maar we hebben haar niet gezien Dan volgt een pittig traject onder langs San Donato - een middeleeuws ommuurd stadje op de top van een heuvel - naar Castellina in Chianti. Alle vakantiegangers sjouwen hier met tassen en dozen vol chiantiwijn. Het logo van deze wijnen is een zwarte haan (gallo nero), veelvuldig te zien op borden langs de weg. De legende wil dat in de eeuwenlange machtstrijd tussen Florence en Siena tussen de twee steden afgesproken werd dat ieder van hen 's morgens bij het kraaien van de eerste haan een ruiter zou laten vertrekken over de weg tussen beide steden, de Chiantigiana. Daar waar de ruiters elkaar zouden ontmoeten, zou de grens komen te liggen. De slimme Florentijnen gebruikten daarvoor een zwarte haan waarvan bekend was dat deze altijd veel eerder kraaide dan andere soorten. Zo kwam het dat de Florentijnse ruiter die van Siena tegenkwam terwijl de stadsmuren van Siena nog in zicht waren.

Het laatste stuk daalt geleidelijk over de kam van een heuvelrug naar Siena. Eerst doorkruisen we wat heideachtige velden en vervolgens fietsen we in een meer bebost gebied. In Siena genieten we van een heerlijk koel glas bier. Een Hollands echtpaar informeert belangstellend naar onze wederwaardigheden. Zij staan op de camping en maken fietstochten in de omgeving. Van hen vernemen we, dat de VVV op het Piazza del Campo, in het hart van de historische stad, te vinden is. Daar krijgen we het adres van een geschikt hotelletje in een smal zijstraatje van dit wereldberoemde plein. De oude stad zelf is een monument van de overgang van middeleeuwen naar Renaissance. Als je tussen je oogharen om je heen kijkt waan je je meer dan vijf eeuwen terug in de tijd. Het wereldberoemde schelpvormige plein is al helemaal ingericht voor de Palio. Deze Palio is één van de belangrijkste gebeurtenissen in Siena, die twee keer per jaar - op 2 juli en 16 augustus - wordt gehouden. De stad is onderverdeeld in 17 wijken, contrade, waarvan de beste ruiters, gekleed in renaissance-tenue in de kleuren van de wijk, de strijd met elkaar aanbinden in een race om het plein. Omdat deze wedstrijd door de inwoners van Siena uiterst serieus genomen wordt en de morele gevolgen groot kunnen zijn, wordt er keihard gereden en worden er grote risico's genomen. Van heinde en ver komen bezoekers op dit spektakel af.


Zaterdag 28 juni 1997

Siena - Montepulciano

Afstand		:   1938 km
Dagtrip		:     58 km
Tijd		:   4.49 uur
Gem. snelheid	:   12,1 km/u
Max. snelheid	:   44,3 km/u

Onze fietsen staan er nog vanmorgen in die grote garage waarvan het slot gedemonteerd was. Om er te komen moet je een doolhof van steile straatjes door. Mijn achterband is nog hard. Gister heb ik de buitenband vervangen omdat de zijkant hier en daar scheurtjes vertoonde. In een zijstraat, de Banchi di Sotto, gebruiken we ons ontbijt, dat smaakt weer prima. Onder de Porta Pispini door fietsen we de oude stad uit. Eerst volgen we de borden "Roma A1". Het daalt lekker tot aan de vallei van de Arbia. Maar na Taverne d' Arbia begint de kale lege vlakte van Le Crete. De bomen zijn praktisch verdwenen. Geërodeerde grijze uitlopers omsluiten de stoppelvelden op de kale heuvels. Langs de weg naar elke boerderij, meestal op een heuveltop, staat een enkele rij cypressen. Alleen langs de weg bloeit de brem. Met de brandende zon hoog aan de hemel lijkt het erg veel op een schilderij van Van Gogh.

In Asciano houden we onze eerste stop. Daar ontmoeten we een Amerikaanse student die nu een cursus in Siena volgt en verleden jaar had hij in Rome gestudeerd. We krijgen van hem wat nuttige tips voor straks in Rome. Dan het volgende traject naar Trequanda. Voor het stadje is een mooie afdaling gevolgd door een klim van 12 procent die het uiterste van onze krachten vergt. Mamma moet haast overgeven van inspanning. Maar snel een terras in de schaduw opgezocht. We ontmoeten hier een jongen en een meisje uit Nederland die hier een huisje hebben gehuurd. Op de fiets of lopend verkennen ze de omgeving. Zo'n fietstocht lijkt hen ook nog wel eens wat. Als we zitten te praten zie ik de collega uit Doorn met zijn vrouw op hetzelfde terrasje neerstrijken. Zij zijn met de auto op doorreis.

Wij moeten nog op de fiets naar Montepulciano, 20 kilometer verderop. Eindelijk weer bomen langs de weg, dat is een aangename afwisseling. Stijgend en dalend komen wij bij het hooggelegen Montepulciano dat we al van verre zien oprijzen boven op een hoge heuvel. Beneden, halverwege dezelfde heuvel, staat de mooie kerk van San Biagio. Dat het stadje hoog ligt hebben we geweten. Tegen onze principes in ontkomen we er niet aan lopend de fiets naar boven te duwen richting Centro Storico. Montepulciano is een typische Renaissancestad en wordt wel de parel van het Cinquecento genoemd. De ommuurde stad wordt gekenmerkt door sterk hellende straatjes waaraan veel fraaie palazzi staan. Als we wat drinken op het Piazza Grande vragen wij ons af hoe bejaarde mensen en anderen, die slecht ter been zijn, hier naar boven moeten komen. Dan zien we dat er regelmatig een busje van beneden naar boven rijdt en omgekeerd. In onze reisgids lezen we, dat de stad haar oorsprong vond als Etruskische kolonie die gesticht werd door inwoners van Chiusi die naar hier trokken omdat de plek veiliger was dan het in de vlakte gelegen Chiusi. Na enig zoeken vinden we La Tarrazza, een toepasselijke naam. Gelukkig is er nog een kamer vrij.


Zondag 29 juni 1997

Montepulciano - Parrano

Afstand		:   1990 km
Dagtrip		:     52 km
Tijd		:   3.12 uur
Gem. snelheid	:   16,2 km/u
Max. snelheid	:   48,0 km/u

Het is zondag vandaag. We hebben afgesproken dat we in ons hotel zullen ontbijten. Dat kan niet eerder dan negen uur dus mogen we uitslapen tot acht uur! Als we op het terrasje achter ons hotel aan het ontbijt zitten horen we van de Amerikaanse gasten, die we gisteravond ook al in het restaurant hadden ontmoet, dat ze het vannacht bloedheet hadden gehad. En er was vanmorgen ook geen warm water. Wij hebben nergens last van gehad, waarschijnlijk doordat we in het souterrain onze kamer hadden en ik heb me met heet water lekker geschoren.

Het gaat weer gezellig op en neer naar Chianciano. Het is broeierig vandaag, dat maakt het extra vermoeiend. Dan volgt een "eindeloze" afdaling naar Chiusi, dat inderdaad in de vlakte ligt. In Chiusi Scalo nemen we ruim de tijd om een cappucino te drinken. Mamma neemt er een lekker cakeje bij en ik een broodje met van die lekkere smakelijke rauwe ham. Dan gaat de route over een rechte weg door de vlakte van de Chiani. Met een lekker windje in de rug vliegen de kilometers onder onze wielen door. De machinist op de sneltrein op het traject Rome - Florence geeft een stoor op zijn toeter: goede reis. Overigens zijn er regelmatig automobilisten en motorrijders die ter bemoediging even toeteren of hun hand opsteken. Zwaarbepakte fietsen zijn geen dagelijks verschijnsel in Italië.

We zijn mooi vlot in Fabro Scalo, zeg maar Fabro aan het spoor. Nu moeten we kiezen: óf nog 26 kilometer verder met een forse klim naar 540 meter hoogte óf hier alvast een overnachtingsplaats zoeken. We besluiten tot het laatste, het is per slot van rekening zondag. Het enige redelijk geprijsde hotel is Il Focolare, zo'n typisch zakenhotel aan de superstrada Roma - Firenze, niet echt aanlokkelijk. Tegenover het hotel zie ik een bord: Il Colombaio, Agriturismo, 2 km. richting Parrano. We besluiten eens te kijken wat dat is. Na twee lange kilometers ligt langs de weg een niet meer te herkennen boerderij met volledige hotel-restaurant accommodatie mét tennisbaan en zwembad. De onweerswolken pakken dreigend samen. De kamer is prachtig met vier-sterren-sanitair. Heerlijk gedouched. Mamma spoelt de fietskleren uit, die zijn wit van het zweet. Kunnen mooi voor het raam drogen. We maken een zitje onder een boom op het erf en brengen lekker de tijd door met schrijven, puzzelen en lezen. Een lekkere luie zondag.

 
 
 
 
 
DEEL IV   PARRANO - ROME.


Maandag 30 juni 1997

Parrano - Bagnorégio

Afstand		:   2039 km
Dagtrip		:     49 km
Tijd		:   4.11 uur
Gem. snelheid	:   11,8 km/u
Max. snelheid	:   41,7 km/u

Il Colombaio - de duif - we hadden het niet beter kunnen treffen. Eerste klas accommodatie, vriendelijke mensen, vanmorgen een lekker ontbijt met warme broodjes en een prijs om van te schrikken, zo goedkoop. Dat hebben we vast aan een flink stuk EU-subsidie te danken. Een hotelgast, die ook al aan het ontbijt zit, is razend nieuwsgierig naar onze route, het boekje van Paul Benjaminse en wat niet al. Hij heeft een baan in Rome, aan de universiteit schat ik in, en een tweede huis in Parrano. Als we vertellen, dat we van plan zijn een camping in Bracciano te zoeken en dan met de trein naar Rome, weet hij te vertellen dat dat de langzaamste trein van Italië is. Anderhalf uur van Bracciano naar Rome, je kunt nog sneller fietsen!

Het is heerlijk fris zomerweer als we op de fiets stappen. We moeten nu de route door de vlakte verlaten. Van oudsher loopt de enige geasfalteerde weg naar Orvieto, de oude Strada Statale 71, waar vroeger een groot deel van het verkeer tussen Rome en Florence over reed, over een heuvelkam langs Ficulle. De klim naar Ficulle valt best mee en van de top een eindje verder van 576 meter hoogte hebben we een prachtig uitzicht. Dan volgt een schitterende afdaling naar Orvieto. Het oude kasteel van Sala zien we niet maar wel een "kasteeltje" uit de negentiger jaren. Orvieto ligt op een hoog plateau van tufsteen met steile wanden hoog boven het dal. Geen wonder dat de Etrusken deze plek uitzochten voor een religieuze nederzetting; dicht bij de goden en onneembaar voor mogelijke vijanden.

Het is een behoorlijk zware klim vanuit het dal naar de hoogvlakte waarop onze eindbestemming voor vandaag, Bagnorégio ligt. Voor we een hotelletje zoeken fietsen we eerst even door naar het eind van het dorp. Bagnorégio ligt op een uitloper van tufsteen die vroeger veel verder uitstak naar het oosten. Op de punt van die "landtong" lag vroeger het stadje Civita maar door een aardbeving werd een deel van de "landtong" weggeslagen. Sindsdien ligt Civita als een verloren dorp eenzaam op een hoge heuvel boven het omringende landschap. Het is alleen over een loopbrug te bereiken, als was het een eiland. In ristorante-albergo Al Boschetto vinden we een geschikte kamer en "opa" vindt het best interessant, dat we helemaal uit Holland zijn komen fietsen. Hij begrijpt meteen dat onze eerste zorg een geschikt plekje voor onze fietsen is. De deur van het souterrain wordt open gemaakt, daar kunnen onze fietsen prima staan. Hij troont ons meteen mee naar de ruimte ernaast waar grote vaten met wijn liggen en grote containers met vino rosso en vino bianco. Eerst onder de douche en dan op het terras wat schrijven en wat lezen. Opa wil ons meteen maar aan de wijn hebben maar we kunnen hem duidelijk maken dat we maar een klein beetje willen. We hebben meer behoefte aan water, dus krijgen we er een aqua della casa (uit de kraan) bij. Hij komt er gezellig bijzitten want hij wil alles weten over onze tocht. Jammer dat ons Italiaans nog niet echt vloeiend is maar zo nu en dan het boekje erbij dan lukt het aardig.


Dinsdag 1 juli 1997

Bagnorégio - Ronciglione

Afstand		:   2112 km
Dagtrip		:     73 km
Tijd		:   6.07 uur
Gem. snelheid	:   11,9 km/u
Max. snelheid	:   43,7 km/u

Na het gebruikelijke ontbijt van niks weer op stap gegaan. Eerst een stuk omhoog weer naar de hoogvlakte. In de verte tekenen de contouren van de Monte Cimino zich af. De Monte Cimino is de scherpst afgetekende vulkaan in de omgeving. Vlak voor het spoor slaan wij links af en dalen over een comfortabele weg naar Grotte San Stefano. Dat schiet lekker op. Maar dan komt een heel stuk dalen en klimmen en dat schiet níet op. Als we het dal van de Vezza zijn uitgeklommen worden we beloond met een prachtig uitzicht op Vitorchiano, gebouwd tot op de rand van tufstenen rotsen. Het is een middeleeuws dorp met sfeervolle straatjes. Bij ons zou het al lang in het programma van de tour-operator opgenomen zijn met busladingen toeristen. Dat is hier gelukkig nog niet het geval.

Afwisselend stijgend en dalend fietsen we met een wijde boog om de Monte Cimino. De route gaat hier door uitgestrekte boomgaarden met hazelnootbomen. Vignanello is een langgerekt sfeervol dorp, maar met een gemene klim tot onder de hoofdpoort door. Voorbij Vignanello volgt een mooi en rustig weggetje naar Carbognano. Typerend zijn hier de bergruimten uitgehakt in de bergwand. In Caprarola slaan we rechts af en zien aan het eind van de steil oplopende hoofdstraat het Palazzo Farnese boven het stadje uittorenen. Hier merkt men hoe sterk de invloed van de Pauselijke Staat is geweest op de wereldlijke omgeving. Uiterlijke pracht en praal kenmerkten de status van de Romeinse kardinalen, die zich meer met wereldlijke zaken inlieten dan met spirituele. In onze reisgids lazen we dat de grondslag van het landgoed van Villa Farnese werd gelegd door Giulia Farnese Orsini, de favoriete minnares van de toenmalige paus Alexander VI. Onder haar invloed werd haar broer Alessandro tot kardi-naal benoemd. Later werd deze Alessandro paus Paulus III en benoemde op zijn beurt zijn veertienjarige kleinzoon Alessandro II tot kardinaal. Het was deze kardinaal Alessandro II Farnese die de architect Vignola opdracht heeft gegeven tot de bouw van Villa Farnese. De bouw kostte een vermogen waardoor San Carlo Borromeo, belast met de controle op de uitgaven van de kardinalen in die tijd, bij Alessandro II protesteerde en opperde dat hij het geld beter aan de armen kon geven. Daarop zei Alessandro: "Maar ik geef het ze ook, beetje bij beetje, en ik laat ze ervoor werken ook." Het achter het palazzo gelegen Casino met de daar omheen liggende tuinen is verreweg het mooiste deel van de Villa. Als men een kaartje koopt moet men wel vertellen dat men de tuinen bij het Casino wil bezichtigen, aldus de tekst van ons boekje.

Het spreekt vanzelf, dat deze beschrijving onze nieuwsgierigheid had opgewekt Dus als wij een kaartje kopen geven we te kennen dat we ook de "giardino" rond het Casino willen bekijken. Helaas, de tuinen zijn in verband met restauratiewerkzaamheden niet toegankelijk. Dus wij samen met de vrouwelijke gids het palazzo door. Via de Scala Regia van Vignola, een enorme wenteltrap belanden we op de tweede verdieping. De zalen zijn rijk versierd en voorzien van fresco's met scčnes uit het leven van Alessandro Farnese. Eén grote zaal bevat schilderingen uit 1576 met alle toen bekende werelddelen. Op de afbeelding van Europa is Frisia stukken groter dan Hollanda.

Onze gids vraagt ons even te wachten, ze zal even andere schoenen aantrekken want ze zal ons meenemen naar de tuinen rond het Casino, we zijn zo'n eind komen fietsen. Vanuit de Sala dei Giudizi komen we over een brug over een droge diepe gracht in de wintertuin. Een lang pad tussen de pijnbomen langs de helling voert ons naar het Casino. Hier leidt een rijk versierde opgang met in het midden een reeks schitterende fonteinen naar een prachtig buiten- verblijf waar de kardinaal zijn feesten gaf en waar muziek gemaakt werd. Rond dit rustieke gebouw een schitterend tuincomplex met waar je ook kijkt fonteinen. We citeren ons boekje maar weer: "Hier vindt men een uitgewogen opstelling van dolfijnen langs de trappen, waaruit het water in perfecte symmetrie van boven naar de schelpvorm beneden loopt. Rondom de tuin dragen reusachtige humoristische stenen figuren vazen en manden. Alles grijpt perfect ineen. Denkend aan de feesten die men in dit decor gaf, had ik toen wel kardinaal willen zijn." Zelfs zonder het klaterend water zijn we het hartgrondig met de auteur eens. Onze gids vertelt, dat als Prins Charles in Rome vertoeft, hij altijd in dit Casino slaapt.

Onder de indruk van al dat moois en nadat we hartelijk afscheid hebben genomen van onze allervriendelijkste gids beginnen we aan het laatste stuk van 7 kilometer naar Ronciglione. We zijn daar redelijk vlot maar het enige betaalbare hotel uit ons boekje weet niemand te wijzen. We worden de halve stad doorgestuurd en met die steile straten hebben we daar gauw schoon genoeg van. Dan ziet mamma een verwijzing naar "I 2 pini", weer zo'n agriturismo, gelegen op het hoogste punt van de kraterrand hoog boven de stad. De kamer is wat op z'n boerenfluitjes maar we kunnen er ook eten. De gastheer wil ons van alles laten proeven, pasti met champignons in het zuur, rundvlees met aardappelen. Ik krijg ook nog konijnenvlees. Bij de kersentaart krijgen we een glaasje kersen op brandewijn, een straf drankje. Daar kunnen we vast goed op slapen.


Woensdag 2 juli 1997

Ronciglione - Bracciano

Afstand		:   2142 km
Dagtrip		:     30 km
Tijd		:   1.59 uur
Gem. snelheid	:   15,0 km/u
Max. snelheid	:   53,2 km/u

Alles is nog in diepe rust op "Il due pini" als we wegfietsen. De eigenaar was wel wat een praatjesmaker. Als boer vast geen succes maar of het in de "agriturismo" veel beter zal gaan?, ik heb er een hard hoofd in. Het voordeel van veel klimmen naar je overnachtingsadres is dat je 's ochtends d'r mooi vanaf gaat, ook nu weer. De weg daalt mooi af langs Ronciglione en als we in het volgende plaatsje de weg naar Sutri zo gauw niet kunnen vinden, blijken we er al te zijn. Een paar honderd meter voorbij Sutri - we fietsen nu op de Via Cassia, één van de oude heerwegen uit de antieke Romeinse tijd - zien we onverwacht aan onze rechter hand een Romeins amphitheater, volgens ons boekje uit de eerste eeuw. Nog eens een halve kilometer verder fietsen we langs een necropolis, een dodenstad van Etruskisch/Romeinse oorsprong.

Het is mooi fris weer met een stralend blauwe lucht. Door de afdaling heeft mamma kippevel op de benen, ze is blij dat de weg nu weer omhoog gaat. Ze wordt op haar wenken bediend want bij de berg op betekent weer naar hartelust transpireren. Dat betekent weer drinken geblazen. De hellingen van wat ooit een vulkaan is geweest zijn net als de afgelopen dagen begroeid met hazelnootbomen. Het hogere gedeelte van de vroegere kraterrand is dicht bebost. De bermen zijn weer een voortdurende bron van verwondering. Eén bonte bloemenpracht, als was het een uitstalling van een een bloemenzaak. En als je er langs fietst hoor je constant geritsel van wegschietende meestal fel geel en groen gekleurde hagedissen, die bij hun zonnebad worden gestoord. Een enkele keer zagen we zelfs een slang.

Na de verplichte klim volgt een steile afdaling naar het kratermeer, het Lago di Bracciano. In Trevignano Romano tracteren we onszelf op een gebakje, een soort roomhoorn. Aangenaam vlak met een enkele onderbreking als de weg een slinger maakt iets verder van de oever af fietsen we tegen de wijzers van de klok in rond het meer naar Bracciano. De eerste camping biedt een wat merkwaardige aanblik: lange rechte rijen kale caravans met een paar rode-kruis-tenten en een politieauto. Mamma lijkt het niks maar we kunnen allicht even verder kijken. Verderop aan de oever is het een ruime rustige camping met veel schaduw, de voorzieningen zijn voortreffelijk, in de receptie zit een allervriendelijkste mevrouw en je kunt elk uur met de trein naar Rome, in drie kwartier naar stazione San Petri. We besluiten ons tentje hier op te zetten.

 
 
 
 
 
DEEL V   ROME


Donderdag 3 juli 1997

Rome

Onze camping blijkt een prima keus. Het gedeelte vooraan bij de weg blijkt door de regering gevorderd te zijn en wordt bevolkt door Albanese vluchtelingen. Op ons gedeelte merken we daar verder niets van. Het merendeel van de campinggasten bestaat uit Nederlanders, de camping had in de ANWB-kampioen gestaan, vandaar. Met een echtpaar uit de omgeving van Rotterdam kunnen we meerijden naar het station, zo zijn we mooi vroeg in Rome.

Het station ligt vlak bij Vaticaanstad, de soevereine staat van de paus. Dit is het tiende land dat we op onze tocht aandoen: Nederland, België, Duitsland Luxemburg, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, Liechtenstein, Italië en Vaticaanstad! Aan het aantal mensen in kerkelijk gewaad is te zien dat dit het centrum van de katholieke wereld is. We steken het ronde plein voor de Sint-Pieter over en werpen een eerste blik op de machtige basiliek. Het is al warm in de stad, het is zaak in de schaduw te blijven.

Gelukkig staat de rij voor het Vaticaan-museum in de schaduw van de vesting- muur rond het Vaticaan. Via een schitterende spiraalvormige opgang komen we in het het museum. We kunnen kiezen uit vier routes, die in tijdsduur variëren, wij besluiten de paarse route van anderhalf uur te nemen. We komen ogen te kort, zo'n pracht, zo'n rijkdom. Het bezoek aan de Sixtijnse kapel is een belevenis. Het is hier zwart van de mensen die in stille bewondering naar het plafond turen. Wachters proberen tevergeefs de fluisterende gonzende massa tot stilte te manen. Wij veroveren een plaatsje op een bank langs de kant en nemen op ons gemak al het moois van Michelangelo in ons op.

De kapel is één groot mozaďek van fresco's. Het gewelf is beschilderd met voorstellingen uit het scheppingsverhaal. Centraal de schepping van de mens waarop God Adam los laat. Ik had mij deze schildering altijd veel groter voorgesteld als voorstelling over het hele gewelf en het blijkt nu een afbeelding in een lange serie fresco's. Maar het blijft adembenemend mooi. In 1535 heeft Michelangelo met zijn leerlingen op de westelijke muur een gigantisch "Laatste Oordeel" geschapen. Linksonder verrijzen de doden uit het graf om op te stijgen terwijl rechts de verdoemden naar de hel afdalen. In het midden de oordelende Christus omgeven door een groot gezelschap heiligen. De vele naakte figuren werden op bevel van latere pausen, die in een wat preutsere tijd leefden, van sluiers voorzien maar bij de meest recente restauratie is de helft van de lendendoeken weer verwijderd. Ook zijn de oorspronkelijk vrij felle kleuren weer tevoorschijn gehaald.

Dan gaan we de Sint-Pieter bekijken. Wat afmetingen en rijkdom betreft stelt dit godsgebouw alle kathedralen en kerken, die we tot nu toe hebbe bezocht in de schaduw. De eerste basiliek werd in de vierde eeuw in opdracht van keizer Constantijn gebouwd boven het graf van de gekruisigde apostel Petrus. Begin 16e eeuw werd, onder paus Julius II, de huidige basiliek met de enorme koepel (132 meter hoog, ontworpen door Michelangelo) gebouwd.

Het enorme plein voor de Sint-Pieter wordt omzoomd door twee cirkelvormige colonnaden bestaande uit een koele zuilengalerij waarop 140 heiligenbeelden staan. Via de voorhal, waar streng op de kleding van de bezoekers wordt toegezien, betreden we het middenschip. De altaren, preekstoelen, beelden, fresco's, mozaďeken, engelen, heiligen, groeven, nissen, koepels, kapellen en biechthokjes (in vele talen maar niet in het Nederlands, ontdekt mamma) wedijveren met elkaar wat decoratieve expressie betreft. Op het kruispunt van middenschip en transept ligt het graf van Petrus. Het licht van de ontelbare olielampjes zorgt hier voor een apart effect.

Buitengekomen bezoeken we eerst de kerk van de Friezen vlak bij het uiteinde van de rechter colonnade. Uit het bord op de muur naast de toegangstrappen blijkt dat in de kerk, gewijd aan de heiligen Michaël en Magnus, het Willibrordcentrum is gevestigd. Helaas blijkt het toegangshek gesloten zodat we niet eens een blik op de kerk kunnen werpen. De foto, die ik op goed geluk door de spijlen van het hek maakt, blijkt naderhand inderdaad een beeld van de ingang te geven.

Op de Piazza Venezia staat een opvallend wit standbeeld dat de Romeinen geringschattend de schrijfmachiene of bruidstaart noemen. Dit "Altaar van het Vaderland", ter ere van Victor Emanuel II van Savoie, de eerste koning van Italië, is in 1911 met veel patriottisch vertoon ingewijd. Op het Piazza Navona drinken we een kopje cappucino. Volgens ons boekje is een consumptie hier duur maar we hebben uitzicht op het levendige straatbeeld gratis voor niks. Het verhaal gaat, dat die ene figuur op Bernini's Fontein der vier Stromen zijn hand afwerend opheft alsof de gevel van de door zijn eeuwige concurrent gebouwde San Agnese dreigt om te vallen. Ik denk, dat 'ie last van de zon heeft.

Wij reizen lekker vroeg weer terug naar Bracciano. In het stadje eten we een lekkere pizza en 's avonds voor ons tentje met een fles wijn en een paar zakjes pinda's komen we heerlijk tot rust.


Vrijdag 4 juli 1997

Het Colosseum

We gaan vanmorgen lopend naar het station in Bracciano. Dit is wél een heel eind en het is weer behoorlijk warm. Als we kwart over tien bij het station arriveren blijkt dat er niet eerder een trein gaat dan tien over twaalf. Dus even oefenen in geduld hebben. In Rome aangekomen koop ik een stuk of wat buskaartjes. Als je één keer het openbaar vervoer door hebt is het een heel gemakkelijk vervoersmiddel om je mee door Rome te verplaatsen. Ook al moet je meestal staan, het is nogal wat minder vermoeiend dan te voet door de warme stad.

We hadden ons tot doel gesteld de overblijfselen van het Rome van rond onze jaartelling te bezoeken. Het begin van het Forum Romanum ligt daar zelfs ver voor en grijpt terug op de zesde eeuw voor Christus. De grootste ontwikkeling vond plaats in de tweede eeuw v. Chr. toen de inkomsten uit de veroveringen werden aangewend om hier een pracht en praal ten toon te spreiden die Rome gelijkwaardig moest maken aan de grote steden van de Hellenistische koningen in het oosten van de Middelllandse Zee.

Heel gaaf is nog de boog van Constantijn. Deze best bewaarde triomfboog in Rome is opgericht in 315 op bevel van keizer Constantijn. Hij wilde ermee zijn overwinning op zijn collega, keizer Maxentius, gedenken. Deze had in de slag bij de Milvische brug de dood gevonden in een poging de troepen van Constantijn uit Rome weg te houden. Ter versiering werden de reliëfs van andere monumenten geplunderd; de steenhouders waren deze kunst niet meer machtig.

Het Colosseum is de Romeinse uitvoering van de Amsterdamse Arena met 50.000 plaatsen. Het grondvlak is verweijderd waardoor in het middenterrein de vele vertrekken zichtbaar zijn waar onder andere de dieren werden ondergebracht en waar de decors konden worden opgeborgen. Bij de opening in 80 na Christus liet keizer Titus er een openingsfeest van honderd dagen houden, dat aan 5000 dieren het leven klostte. Hier werd het Romeinse volk met brood en spelen rustig gehouden.

De spelen begonnen in de regel met een optocht van de gladiatoren, die de keizer groetten met de woorden: "Heil Caesar, zij die gaan sterven groeten u." Daarna volgde een komisch nummer waarin dwergen, clowns en kreupelen een schijngevecht hielden. Wanneer deze acteurs op groteske wijze de schijndood waren gestorven, betraden de gladiatoren het middenterrein. Een gevecht opleven en dood nam dan een aanvang. Wanneer een gladiator verslagen was, kon hij proberen zijn leven te redden door de keizer te vragen zijn leven te sparen. De keizerlijke duim bepaalde vervolgens of de gladiator bleef leven of niet.


Zaterdag 5 juli 1997

Bracciano - Fiumicino

Afstand		:    2212 km
Dagtrip		:      70 km
Tijd		:    4.21 uur
Gem. snelheid	:    16,0 km/u
Max. snelheid	:    42,5 km/u

Vanmorgen tien over acht zijn we reisvaardig. We zeggen arrivederci tegen mrs. "Friendly" en dan begint de laatste etappe. Na de klim naar Bracciano staat mamma het zweet al weer in het haar. Het kost een paar keer vragen voor we de provinciale weg naar Cerveti hebben gevonden maar dan schiet het lekker op. Eén lange afdaling van 16 kilometer lang, duidelijk dat we richting Middellandse Zee fietsen. De Via Claudia, die we dan een eind moeten volgen is wel erg druk maar wel lekker vlak. Dan belanden we echt in de vlakte, nu gaat het echt op een Nederlands landschap gelijken. Hoe dichter we bij onze bestemming komen hoe lager de vliegtuigen overkomen. Een eindje fietsen we precies in het verlengde van de landingsbaan. Een eind verderop leidt onze route vlak langs de baan waar elke paar minuten een toestel opstijgt.

Als we in Fiumicino zijn gearriveerd gaan we ons eerst oriënteren op het vliegveld, dan weten we tenminste wat ons morgen te wachten staat. De vertrekhal is gemakkelijk te vinden. Bij de incheckbalie van Alitalië begrijpen ze niet wat ik zou willen weten over het meenemen van onze fietsen; ze nemen ze gewoon mee. (De andere dag zal blijken, dat dat wel erg optimistisch was gedacht. De fietsen moeten helemaal worden gedemonteerd om op de band door het poortje te passen.) Bij de hotel-informatie denken ze, dat we hen voor de gek houden als we hen vragen wat een geschikt hotel is om met de fiets te bereiken. Dus zoeken we het zelf wel uit en vinden een prima hotel vooraan in Fiumicino, een kwartiertje fietsen van het vliegveld. Fiumicino blijkt een morsig vissersstadje waar het kanaal door de stad als haven dient. De vissersvloot is net binnengevallen. Er is een onvoorstelbaar groot assortiment vissen en schelpdieren op de kade uitgestald.

Morgen om deze tijd zijn we weer thuis !


 
 
 
c lose